Home

Hoge Raad, 08-11-2000, AA7114, 35581

Hoge Raad, 08-11-2000, AA7114, 35581

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 november 2000
Datum publicatie
4 juli 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AA7114
Zaaknummer
35581
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:77

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 35581

8 november 2000

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 juli 1999 betreffende de hem voor het jaar 1995 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 86.294,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarin hij concludeert dat de tweede klacht doel treft en de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven.

3. Beoordeling van de klachten

De uitspraak van het Hof vermeldt onder 1 dat de Inspecteur na de zitting “op de aangifte betrekking hebbende stukken” heeft ingezonden. Noch uit de uitspraak noch uit de gedingstukken blijkt dat belanghebbende de gelegenheid heeft gehad kennis te nemen van die stukken en zich erover uit te laten. Derhalve moet worden aangenomen dat belanghebbende, zoals hij in de tweede klacht aanvoert, die gelegenheid niet heeft gehad. Deze klacht slaagt mitsdien en de overige klachten behoeven geen behandeling.

De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van het Hof;

- verwijst het geding naar het Gerechtshof te ’s-Gravenhage ter verdere behandeling en beslissing met inachtneming van dit arrest; en

- gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 160,--.

Dit arrest is op 8 november 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos en L. Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.