Home

Hoge Raad, 15-11-2000, AA8309, 35195

Hoge Raad, 15-11-2000, AA8309, 35195

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 november 2000
Datum publicatie
15 augustus 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AA8309
Formele relaties
Zaaknummer
35195
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 15

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden

D e r d e K a m e r

Nr. 35.195

15 november 2000

JMH

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën te-gen de uit-spraak van het Ge-rechts-hof te Amsterdam van 2 februari 1999 be-tref-fen-de na te melden aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V., te Z, opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ¦ 2.741.126,--, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Be-lang-heb-ben-de is te-gen die uitspraak in be-roep ge-ko-men bij het Hof, dat het beroep gegrond heeft verklaard en de aanslag heeft verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van nihil. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen 's Hofs uit-spraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft bij vertoogschrift het cassatieberoep bestre-den.

De Advocaat-Generaal Van Kalmthout heeft op 31 mei 2000 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Staatssecretaris heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het middel van cassatie

Het Hof heeft geoordeeld dat artikel 16 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) geen ruimte biedt voor heffing over de stille reserves die ultimo 1994 in de beide dochtervennootschappen aanwezig zijn nu belanghebbende niet is opgehouden uit haar onderneming, waaruit de in geschil zijnde (nog) niet belastbare voordelen afkomstig zijn, in Nederland belastbare winst te genieten, en voorts de tekst van artikel 16 van de Wet niet toestaat dat het artikel toepassing vindt in gevallen als hier aan de orde waarin via de dochtervennootschappen sprake is van een verplaatsing van een deel van de ondernemingsactiviteiten.

Het middel, dat zich tegen deze oordelen keert, faalt. Mede in aanmerking genomen hetgeen de Advocaat-Generaal in de onderdelen 3.4.1 tot en met 3.4.3 van zijn conclusie heeft opgemerkt omtrent onderdeel 5 van het middel, zijn deze oordelen juist.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ¦ 2.840,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is op 15 november 2000 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van het door hem ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van ¦ 340,--.