Home

Hoge Raad, 20-12-2000, AA9100, 35722

Hoge Raad, 20-12-2000, AA9100, 35722

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
20 december 2000
Datum publicatie
16 augustus 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AA9100
Formele relaties
Zaaknummer
35722
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 25-07-2024 tot 01-08-2024] art. 8:55, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 28

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 35722

20 december 2000

gewezen op het beroep in cassatie van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Doorn (hierna: B en W) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 26 oktober 1999 op het verzet van de Stichting X, gevestigd te Z, tegen de beschikking van de Voorzitter van de Vierde Meervoudige Belastingkamer van dat Hof van 13 augustus 1999 betreffende de ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking als bedoeld in artikel 22, lid 1, van de Wet waardering onroerende zaken.

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking van B en W de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Z, voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op f 4.656.000,--, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het Hoofd sector middelen van de gemeente is gehandhaafd.

Belanghebbende is van die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Bij beschikking van 13 augustus 1999 heeft de Voorzitter van de Vierde Belastingkamer van het Hof belanghebbende, wegens overschrijding van de termijn van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met artikel 22j, aanhef en letter a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep.

Het Hof heeft het verzet van belanghebbende tegen die beschikking gegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

B en W hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en een schriftelijke toelichting doen geven door mr. M. Mees, advocaat te Amsterdam.

De Advocaat-Generaal Ilsink heeft op 20 juni 2000 geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

B en W hebben bij brief van 6 juli 2000 en belanghebbende heeft bij brieven van 26 juni 2000 en van 6 juli 2000 op de conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van het beroep in cassatie

3.1. Anders dan belanghebbende heeft doen betogen, is het beroep in cassatie ontvankelijk, nu het zich richt tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof als bedoeld in artikel 19, lid 1, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken, welk artikel van toepassing is gebleven op de behandeling van het onderhavige, vóór 1 september 1999 bij het Hof ingestelde beroep.

3.2. Naar het oordeel van het Hof is niet uitgesloten dat het op 12 januari 1999 ter griffie van het Hof ingekomen beroepschrift, dat is verzonden in een enveloppe die het poststempel 12 januari 1999 draagt, op maandag 11 januari 1999, de dag waarop de beroepstermijn eindigde, ter post is bezorgd. Dit oordeel kan als van feitelijke aard in cassatie niet op zijn juistheid worden onderzocht. Het is niet onbegrijpelijk en behoefde, nu het slechts ging om een beoordeling van de vraag of belanghebbende wegens termijnoverschrijding in haar beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, geen nadere motivering. Het Hof mocht, gelijk het heeft gedaan, de beoordeling ten gronde van de voor de ontvankelijkheid van het beroep van belang zijnde feiten overlaten aan de rechter die na gegrondverklaring van het verzet de zaak op de voet van artikel 18b, lid 3, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken alsnog in behandeling neemt.

3.3. Uitgaande van zijn voormelde oordeel heeft het Hof terecht het verzet gegrond verklaard. Het middel is derhalve tevergeefs voorgesteld.

4. Proceskosten

B en W zullen in de proceskosten worden veroordeeld.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

- verklaart het beroep ongegrond,

- veroordeelt B en W in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 1597,50 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand,

- wijst de gemeente Doorn aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is op 20 december 2000 vastgesteld door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren A.G. Pos, D.H. Beukenhorst, L. Monné en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en op die datum in het openbaar uitgesproken.

- Van B en W wordt ter zake van het door hen ingestelde beroep in cassatie een recht geheven van f 630,--.