Home

Hoge Raad, 06-12-2000, AE6379 BI7685, 35923

Hoge Raad, 06-12-2000, AE6379 BI7685, 35923

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 december 2000
Datum publicatie
9 augustus 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2000:AE6379
Zaaknummer
35923

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 35.923

6 december 2000

YS

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 21 december 1999 betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1992 tot en met 30 juni 1996 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 15.442,-- aan enkelvoudige belasting met een verhoging van de nageheven belasting van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op vijftig percent. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij gezamenlijke uitspraak de naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat het beroep gegrond heeft verklaard, de uitspraak van de Inspecteur heeft vernietigd, de naheffingsaanslag heeft verminderd tot een bedrag van f 13.304,-- en het kwijtscheldingsbesluit heeft bevestigd.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen van cassatie voorgesteld.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de middelen van cassatie

3.1. Voorzover middel I klaagt over onjuiste verdeling van de bewijslast, faalt het. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur met de significante stijging van de opbrengst uit de speelautomaten in de loop van 1996 aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende die opbrengst vóór 15 augustus 1996 niet tot de juiste bedragen heeft verantwoord en het heeft al hetgeen belanghebbende daartegen heeft ingebracht, gemotiveerd verworpen. Aldus heeft het Hof de bewijslast niet onjuist verdeeld.

Het middel faalt ook voor het overige. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.2. Ook middel II faalt. Het Hof heeft aan de wijze waarop de opbrengst uit de speelautomaten was verantwoord op zichzelf geen gevolgen verbonden. Het behoefde daarom niet in te gaan op de mogelijkheid dat belanghebbende aan de omstandigheid dat bij eerdere controles geen opmerkingen zijn gemaakt over de wijze waarop de opbrengst uit de speelautomaten was verantwoord, het vertrouwen kon ontlenen dat de Inspecteur met die wijze van verantwoording instemde. Een dergelijk vertrouwen sluit niet in een vertrouwen dat de ontvangsten niet tot de juiste bedragen behoren te worden verantwoord.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is op 6 december 2000 vastgesteld door de raadsheer G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren A.E. de Moor, F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet en P. Lourens in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier W.G. Heesakkers-Kamerbeek, en op die datum in het openbaar uitgesproken.