Hoge Raad, 10-01-2001, ECLI:NL:HR:2001:BI7692 AA9395, 35944
Hoge Raad, 10-01-2001, ECLI:NL:HR:2001:BI7692 AA9395, 35944
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 januari 2001
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AA9395
- Zaaknummer
- 35944
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Hoge Raad der Nederlanden
D e r d e K a m e r
Nr. 35944
10 januari 2001
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, nr. 484/99, van 21 januari 2000 op het verzet van belanghebbende tegen de beschikking van de Voorzitter van de Belastingkamer van dat Hof van 22 oktober 1999 betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen, aanslagnummer 001.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voormelde naheffings-aanslag opgelegd.
De Inspecteur heeft met dagtekening 25 juni 1999 uitspraak gedaan op het door belanghebbende tegen de naheffingsaanslag gemaakte bezwaar.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Voorzitter van de Belastingkamer van het Hof heeft bij beschikking van 22 oktober 1999 het beroep van belanghebbende wegens het in gebreke blijven met de betaling van het door haar verschuldigd geworden griffierecht niet-ontvankelijk verklaard.
Vervolgens heeft het Hof het verzet van belanghebbende tegen die beschikking ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De Voorzitter van de Belastingkamer heeft bij beschikking van 22 oktober 1999 het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens niet betaling van het door haar voor de behandeling van het beroep bij het Hof verschuldigd geworden griffierecht. De gemachtigde van belanghebbende heeft in het verzetschrift voor het Hof aangevoerd dat hij geen verzoek tot betaling van het griffierecht heeft ontvangen; dat hem wel een aangetekend verzonden brief heeft bereikt, waarin werd verzocht een machtiging over te leggen (een zogenoemde verzuimbrief) maar dat hij in de desbetreffende enveloppe niet tevens een acceptgirokaart heeft aangetroffen. Het Hof heeft dit betoog niet aannemelijk geoordeeld.
3.2. Het Hof heeft voor zijn oordeel als motivering gegeven dat de werkwijze ter griffie aldus is dat met het verzenden van een verzuimbrief wordt gewacht tot de acceptgirokaart beschikbaar is, waarna de verzuimbrief samen met die acceptgirokaart in één enveloppe aangetekend wordt verzonden; dat een verzuimbrief dus niet zonder een acceptgirokaart wordt verzonden. Deze motivering is echter niet toereikend, aangezien niet aan de hand van het bewijsstuk van aangetekende verzending kan worden vastgesteld dat de accept-girokaart inderdaad is verzonden, en het bestaan van een bepaalde werkwijze niet uitsluit dat daarbij fouten worden gemaakt. Voorts heeft het Hof niet vastgesteld of aan belanghebbende kenbaar kon zijn dat de enveloppe meer stukken behoorde te bevatten.
's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Over de kosten van het verzet bij het Hof dient het Hof te beslissen bij de uitspraak op het verzet, dan wel, bij gegrondbevinding van het verzet, bij de uitspraak op het beroep.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van het Hof;
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Leeuwarden ter verdere behandeling van en beslissing op het verzet met inachtneming van dit arrest;
gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van ¦ 630,--;
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ¦ 710,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is op 10 januari 2001 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.