Hoge Raad, 10-01-2001, AA9397, 35974
Hoge Raad, 10-01-2001, AA9397, 35974
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 10 januari 2001
- Datum publicatie
- 4 juli 2001
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AA9397
- Zaaknummer
- 35974
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 35974
10 januari 2001
gewezen op het beroep in cassatie van de fiscale eenheid X B.V. c.s. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 25 januari 2000, nr.98/01272, betreffende het bedrag dat door haar als omzetbelasting op aangifte is voldaan over het tijdvak oktober 1997.
1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbende heeft over voormeld tijdvak op aangifte voldaan een bedrag van ƒ 29.527,--. Zij heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt bij de Inspecteur en verzocht om teruggaaf van een bedrag van ƒ 28.521,--, waarna de Inspecteur bij uitspraak heeft besloten geen teruggaaf te verlenen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof, dat deze uitspraak heeft bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een conclusie van dupliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Voorzover de klachten nadere gegevens verschaffen voor belanghebbendes door het Hof verworpen beroep op het gelijkheidsbeginsel, falen zij, aangezien deze gegevens, die niet eerder werden aangevoerd, een onderzoek van feitelijke aard zouden vergen, waarvoor de cassatieprocedure niet de mogelijkheid biedt.
3.2. De klachten kunnen voor het overige evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is op 10 januari 2001 vastgesteld door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren G.J. Zuurmond, A.E. de Moor, D.G. van Vliet en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en op die datum in het openbaar uitgesproken.