Home

Hoge Raad, 31-01-2001, AA9723, 35737

Hoge Raad, 31-01-2001, AA9723, 35737

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 januari 2001
Datum publicatie
4 juli 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AA9723
Zaaknummer
35737

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 35737

31 januari 2001

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 9 september 1999, nr. 98/2981, betreffende de hem voor het jaar 1993 opgelegde navorderingsaanslag vermogensbelasting.

1. Aanslag, navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is aanvankelijk voor het jaar 1993 een aanslag vermogensbelasting opgelegd van nihil.

Vervolgens is hem over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een vermogen van f 230.000,--, zonder verhoging.

Belanghebbende is van de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof heeft deze uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klacht

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Belanghebbende was bij de mondelinge behandeling van het beroep door het Hof vertegenwoordigd door C, als zijn gemachtigde; belanghebbende zelf was niet aanwezig.

De door belanghebbende aan het Hof toegezonden volmacht luidt - voorzover thans van belang - als volgt:

‘Hierbij machtigt ondergetekende (…) het kantoor D (…), met het recht van substitutie; om namens haar de bezwaar- en beroepsprocedures en alle andere daarmee samenhangende procedures te voeren en werkzaamheden te verrichten, met betrekking tot de volgende aanslagen: (…) vermogensbelasting 1993, aanslagnummer 003 (…)’.

3.2. Het Hof heeft vastgesteld dat ter zitting belanghebbende - waarmee het Hof kennelijk heeft bedoeld de gemachtigde van belanghebbende - nader heeft gesteld de onderhavige navordering niet meer te betwisten. Daarbij heeft het Hof geen rechtsregel geschonden door op grond van de hiervóór in 3.1 vermelde inhoud van de volmacht aan te nemen - zoals het kennelijk heeft gedaan - dat belanghebbendes gemachtigde gerechtigd was namens belanghebbende ter zitting het verzet tegen de navorderingsaanslag te staken. De klachten, die uitgaan van een andere opvatting, falen derhalve.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2001.