Home

Hoge Raad, 07-02-2001, AA9849, 35772

Hoge Raad, 07-02-2001, AA9849, 35772

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 februari 2001
Datum publicatie
16 augustus 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AA9849
Formele relaties
Zaaknummer
35772

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden

D e r d e K a m e r

Nr. 35772

7 februari 2001

JMH

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 23 november 1999, nr. BK-98/04072, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1990 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur en na een ambtshalve gegeven beschikking uiteindelijk is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van ¦ 7.107.930.

2. Loop van het geding tot dusverre

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Amsterdam. De uitspraak van dit hof van 28 mei 1997 is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 31 augustus 1998, nr. 33470, BNB 1998/395, vernietigd met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dat arrest.

Het Hof heeft de uitspraak waarvan beroep vernietigd en de aanslag verminderd naar een berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 5.473.157. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht

3. Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal L.F. van Kalmthout heeft op 28 november 2000 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van het Hof en verwijzing van de zaak naar een ander Gerechtshof.

De Staatssecretaris heeft op die conclusie gereageerd.

4. Beoordeling van het middel van cassatie

4.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

In de door belanghebbende in rekening gebrachte, gedurende de duur van het contract gelijkblijvende, leasetermijnen is, onder meer, een vergoeding begrepen voor onderhoudskosten, waardevermindering en financieringskosten, ook indien er geen (directe) financieringskosten zijn. Op 31 december 1990 bedroeg het toekomstige dekkingstekort op de onderhoudskosten ¦ 2.754.176 en het toekomstige calculatorische dekkingsoverschot op de financieringskosten dan wel de waardevermindering ¦ 1.940.878.

4.2. In het verwijzingsarrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat indien de kosten van een bedrijfsmiddel in de toekomst toenemen, terwijl de bruto-opbrengsten gelijk blijven, goed koopmansgebruik degressieve afschrijving toestaat.

Het Hof heeft geoordeeld dat in het onderhavige geval, waarin de werkzaamheden van belanghebbende in belangrijke mate een financieringskarakter hebben, de financieringskosten daarbij in aanmerking moeten worden genomen. Tegen dat oordeel komt het middel op.

Het middel treft doel. Voor de bepaling van het nettorendement van een bedrijfsmiddel zijn in dit verband onder de kosten slechts te begrijpen de kosten die door de voortbrenging van de nutseenheden van dat bedrijfsmiddel worden veroorzaakt. De voortbrenging van die nutseenheden is niet afhankelijk van de wijze van financiering van het bedrijfsmiddel.

4.3. Op grond van het hiervóór in 4.2 overwogene kan 's Hofs uitspraak niet in stand blijven. Nu partijen eenparig van mening zijn dat, ingeval voor de bepaling van het nettorendement van een bedrijfsmiddel de financieringskosten buiten aanmerking moeten blijven, het belastbare bedrag van ƒ 6.286.455 met ¦ 2.754.176 moet worden verminderd, kan de Hoge Raad zelf de zaak afdoen.

5. Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent de proceskosten,

vernietigt de uitspraak van de Inspecteur, vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van ¦ 3.532.279,

gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht van ¦ 630, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op ¦ 1.420 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J.J. Jansen als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P.J. van Amersfoort en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2001.