Home

Hoge Raad, 21-03-2001, AB0636, 35988

Hoge Raad, 21-03-2001, AB0636, 35988

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 maart 2001
Datum publicatie
5 maart 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AB0636
Zaaknummer
35988

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 35988

21 maart 2001

YS

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 10 februari 2000, nr. 98/04119, op na te melden verzoek van belanghebbende om de na te noemen heffingsambtenaar te veroordelen in de proceskosten.

1. Geding voor het Hof

Tegelijk met de intrekking van het beroep betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking als bedoeld in artikel 22, lid 1, van de Wet waardering onroerende zaken heeft belanghebbende verzocht de heffingsambtenaar van de Gemeente Groesbeek te veroordelen in de kosten in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof. Het Hof heeft de heffingsambtenaar veroordeeld in belanghebbendes proceskosten voor een bedrag van f 175,50 te vergoeden door de Gemeente. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente (hierna: B en W) heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat tot de voor vergoeding in aanmerking komende kosten niet behoort een vergoeding voor tijd besteed aan de door belanghebbende in zijn verzoekschrift genoemde activiteiten, zulks met uitzondering van de verletkosten in verband met de tweede taxatie en het overleg met de heffingsambtenaar naar aanleiding van die taxatie. Volgens de Nota van Toelichting bij het Besluit proceskosten fiscale procedures zijn verletkosten kosten van tijdsverzuim voor bijvoorbeeld het persoonlijk bijwonen van een zitting, en gaat het dus niet om tijdsverzuim voor bijvoorbeeld het lezen van stukken. In het licht van deze toelichting geeft ‘s Hof oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Als verweven met waarderingen van feitelijke aard, kan het voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Voor zover de klachten dit oordeel bestrijden, falen zij derhalve.

3.2. Belanghebbende heeft voor het Hof verzocht om de kosten van het geding voor het Hof aan zijn zijde vast te stellen op een bedrag van f 1556,80. Door het hoofd van de afdeling Financiën van de Gemeente is daartegen aangevoerd dat die kosten - buiten het griffierecht van f 80 - f 46,30 bedroegen, te vermeerderen met 1 uur en 50 minuten aan verletkosten, hetgeen bij toepassing van het tarief van f 117 volgens het Besluit proceskosten fiscale procedures neerkomt op f 214,50, in totaal derhalve f 260,80. Het Hof heeft die kosten echter vastgesteld op f 175,50. Voor zover de klachten betogen dat het Hof aldus buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden, worden zij derhalve terecht aangevoerd.

3.3. De klachten kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.4. Gelet op het in 3.2 overwogene kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht, wat het geding in cassatie betreft, geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

veroordeelt het hoofd van de afdeling Financiën van de Gemeente in de kosten van het geding voor het Hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 260,80,

wijst de Gemeente aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden, en

gelast dat B en W aan belanghebbende vergoeden het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 160.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2001.