Hoge Raad, 18-04-2001, AB1117, 36069
Hoge Raad, 18-04-2001, AB1117, 36069
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 18 april 2001
- Datum publicatie
- 5 maart 2002
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AB1117
- Zaaknummer
- 36069
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 36069
18 april 2001
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 28 februari 2000, nr. 98/05512, betreffende na te melden beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof
Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als a-straat 1 te Q, voor het tijdvak 1 januari 1997 tot en met 31 december 2000 vastgesteld op f 144.000.
Op het door belanghebbende tegen die beschikking gemaakte bezwaar heeft de Directeur Gemeentebelastingen van de gemeente Amsterdam de beschikking gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Anders dan belanghebbende in cassatie evenals voor het Hof betoogt, behoeven verschillen in gebruikte bouwmaterialen tussen het betrokken object en andere, overigens vergelijkbare objecten niet noodzakelijkerwijs te leiden tot verschillen in de waarde in het economische verkeer. Hetzelfde geldt voor de aanwezigheid van asbest in de gevel van het object. Het oordeel van het Hof dat laatstbedoelde omstandigheid en de overige hoedanigheden van de woning in verhouding tot de door de Directeur aangegevoerde vergelijkingsobjecten voldoende tot uitdrukking zijn gebracht in de lagere m2-prijs die voor het object is gehanteerd, en het oordeel dat de Directeur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde juist is vastgesteld, zijn oordelen van feitelijke aard. Zij behoeven geen nadere motivering en kunnen in cassatie niet op hun juistheid worden getoetst. De tegen die oordelen gerichte klachten falen derhalve.
3.2. De klachten kunnen ook voor het overige niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2001