Home

Hoge Raad, 16-05-2001, ECLI:NL:HR:2001:BI7870 AB1610, 36284

Hoge Raad, 16-05-2001, ECLI:NL:HR:2001:BI7870 AB1610, 36284

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
16 mei 2001
Datum publicatie
5 maart 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AB1610
Zaaknummer
36284
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 35

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 36284

16 mei 2001

YS

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch van 31 januari 2000, nr. 97/00746, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de omzetbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is over het tijdvak juli 1996 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd ten bedrage van f 421.287, met een verhoging van f 1000.

De Inspecteur heeft op 4 november 1996 de verhoging ambtshalve kwijtgescholden. Na door belanghebbende tegen de aanslag gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak de aanslag, zoals deze na de ambtshalve verleende vermindering luidt, gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft deze uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Belanghebbende handelt in onderdelen en accessoires van computers. Tevens houdt zij zich bezig met het assembleren van computers en aanverwante producten. In belanghebbendes administratie komen 28 facturen en 8 creditnota’s voor welke volgens hun opschrift afkomstig zijn van F1 B.V., a-straat 1 te Q, telefoon- en faxnummer 000. De eerste van deze facturen en creditnota’s dateert van 14 juni 1996, de laatste van 6 augustus 1996. Op deze facturen en creditnota’s is ter zake van de levering van computerprocessoren aan belanghebbende een bedrag aan omzetbelasting in rekening gebracht van in totaal per saldo f 11.615.035, waarvan f 3.877.859 betrekking heeft op de in de maand juni 1996 gedateerde facturen en creditnota’s, f 5.636.436 op de in de maand juli 1996 gedateerde facturen en creditnota’s en f 2.100.740 op de in de maand augustus 1996 gedateerde facturen en creditnota’s. De op de hiervóór bedoelde facturen vermelde omzetbelasting is niet door enige (rechts)persoon aangegeven of aan de fiscus voldaan. Belanghebbende heeft verzocht om teruggaaf van omzetbelasting over de maand juli 1996 tot een bedrag van f 5.215.149, bij de berekening van welk bedrag belanghebbende rekening heeft gehouden met een bedrag aan voorbelasting van in totaal f 9.194.773 waaronder f 5.636.436 ter zake van vorenbedoelde in de maand juli gedateerde facturen. De Inspecteur heeft een naheffingsaanslag opgelegd van f 421.287 en het verzoek om teruggaaf afgewezen.

3.2. Het Hof heeft vooropgesteld dat ingevolge het bepaalde in artikel 35, lid 1, aanhef en letter b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 de ondernemer verplicht is ter zake van zijn leveringen en diensten aan een andere ondernemer een factuur uit te reiken waarin op duidelijke en overzichtelijke wijze naam en adres van de ondernemer die de levering of dienst verricht, is vermeld, en dat aan evenvermeld vereiste, voor wat betreft de vermelding van de naam van de ondernemer, nog is voldaan indien een in de factuur vermelde onjuiste naam ondanks de gemaakte fout geen ruimte laat voor misverstand omtrent de identiteit van de ondernemer (HR 19 december 1990, nr. 26904, BNB 1991/235).

3.3. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat op de onderhavige facturen op duidelijke en overzichtelijke wijze als naam van de presterende ondernemer de naam F1 B.V. is vermeld en dat een vennootschap met een dergelijke naam niet bestaat. Het Hof heeft verder geoordeeld dat niet op duidelijke en overzichtelijke wijze op de onderhavige facturen, ook niet op vijf van de litigieuze facturen waarop verzocht wordt het verschuldigde bedrag over te maken naar een ten name van E/F4 staande bankrekening, is vermeld dat E B.V., handelende onder de naam F4, de presterende ondernemer is. Het Hof heeft voorts, in verband met het door belanghebbende gedane beroep op de resolutie van 18 augustus 1982, nr. 281-18051, BNB 1982/294, geoordeeld dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat E B.V. de presterende ondernemer is geweest. Aan deze oordelen heeft het Hof de gevolgtrekkingen verbonden dat zich hier niet de situatie voordoet dat de vermelding in de factuur van een onjuiste naam geen ruimte laat voor misverstand omtrent de identiteit van de ondernemer en dat ook niet is voldaan aan de in de resolutie voor toepassing daarvan gestelde eis dat het bestaan en de hoedanigheid van de presterende ondernemer vaststaan. Deze oordelen en de daaraan verbonden gevolgtrekkingen geven geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kunnen voor het overige als verweven met waarderingen van feitelijke aard in cassatie niet op hun juistheid worden onderzocht. Zij zijn ook niet onbegrijpelijk en behoefden geen nadere motivering dan het Hof heeft gegeven. Derhalve falen de beide middelen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2001.