Home

Hoge Raad, 24-07-2001, AB2820, 36099

Hoge Raad, 24-07-2001, AB2820, 36099

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 juli 2001
Datum publicatie
19 november 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AB2820
Zaaknummer
36099

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting voor het jaar 1984 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van ƒ 10.280, is over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 31.491.

Belanghebbende is tegen die aanslag in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft de navorderingsaanslag verminderd in dier voege dat deze nader wordt berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 17.511.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1986 en 1987 aanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd naar telkens een belastbaar inkomen van ƒ 75.000, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft in beide laatstgenoemde zaken belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.

Uitspraak

Nr. 36.099

24 juli 2001

JV

gewezen op de bij één geschrift aanhangig gemaakte beroepen in cassatie van X te Z tegen de uitspraken van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 29 februari 2000, nrs. BK-90/02052, BK-90/02426 en BK-94/02892, betreffende na te melden navorderingsaanslag en primitieve aanslagen in de inkomstenbelasting.

1. Aanslagen, bezwaren en gedingen voor het Hof

Aan belanghebbende, die aanvankelijk in de inkomstenbelasting voor het jaar 1984 was aangeslagen naar een belastbaar inkomen van ƒ 10.280, is over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 31.491.

Belanghebbende is tegen die aanslag in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft de navorderingsaanslag verminderd in dier voege dat deze nader wordt berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 17.511.

Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1986 en 1987 aanslagen in de inkomstenbelasting opgelegd naar telkens een belastbaar inkomen van ƒ 75.000, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft in beide laatstgenoemde zaken belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in het beroep.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraken bij één beroepschrift beroep in cassatie ingesteld en daarbij enige klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend en zich in de zaak met Hofnr. BK-94/02892 voor wat betreft de vraag of belanghebbende niet-ontvankelijk mocht worden verklaard in het beroep gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3.1. Beoordeling van de klachten met betrekking tot het jaar 1984

3.1.1. De klachten inzake de bijtelling "verhuur loods R" treffen doel. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de loods niet behoort tot het ondernemingsvermogen van belanghebbende. Mitsdien kan de vanwege het om niet verhuren van die loods gemiste huur niet tot het inkomen van belanghebbende worden gerekend (HR 8 juli 1986, nr. 23426, BNB 1986/294; nr. 23440, BNB 1986/295; 23442, BNB 1986/297).

3.1.2. 's Hofs uitspraak kan gelet op het hiervóór in 3.1.1 overwogene niet in stand blijven. De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. De overige klachten behoeven geen behandeling. De navorderingsaanslag dient te worden vernietigd.

3.2. Beoordeling van de klachten met betrekking tot het jaar 1986

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.3. Beoordeling van de klachten met betrekking tot het jaar 1987

3.3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende een pro forma beroepschrift tegen de uitspraak op het bezwaarschrift heeft ingediend en dat hij daarin en in latere correspondentie grieven heeft geuit, doch dat deze voornamelijk betreffen de handelwijze van de belastingdienst tijdens en na in 's Hofs uitspraak vermelde boekenonderzoeken. Dit oordeel is onjuist in het licht van de omstandigheid dat belanghebbende in de aanvulling van zijn beroepschrift een opstelling heeft gepresenteerd, die beoogt een volledige opgave te zijn van zijn inkomsten en uitgaven over het jaar 1987.

3.3.2. 's Hofs uitspraak kan gelet op het hiervóór in 3.3.1 overwogene niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep inzake het jaar 1986 ongegrond;

verklaart de beroepen inzake de jaren 1984 en 1987 gegrond;

vernietigt de uitspraken van het Hof inzake de jaren 1984 en 1987, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht in de zaak met betrekking tot het jaar 1984;

vernietigt de navorderingsaanslag over het jaar 1984;

verwijst het geding inzake het jaar 1987 naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 160.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2001.