Home

Hoge Raad, 28-09-2001, ECLI:NL:HR:2001:BI7861 AD3889, 36253

Hoge Raad, 28-09-2001, ECLI:NL:HR:2001:BI7861 AD3889, 36253

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 september 2001
Datum publicatie
28 september 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AD3889
Zaaknummer
36253

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 36.253

28 september 2001

JV

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 mei 2000, nr. 98/04742, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 59.549, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Belanghebbende heeft in 1997 naast andere inkomsten een amerikaanse "social security"-uitkering ontvangen. Op de uitkering is in de Verenigde Staten (hierna: VS) een bedrag ingehouden van (omgerekend) f 789. Bij de vaststelling van de onderwerpelijke aanslag heeft de Inspecteur een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend van f 259, berekend door het bedrag aan inkomstenbelasting dat verschuldigd zou zijn indien geen vrijstelling ter zake van de inkomsten uit de VS zou worden verleend (f 5563), te vermenigvuldigen met het quotient van het bedrag van het onzuivere inkomen uit de VS (f 3096) en het bedrag van het onzuivere inkomen (f 66.578). Belanghebbende klaagt onder meer dat op deze wijze geen recht wordt gedaan aan het Belastingverdrag Nederland - VS van 18 december 1992 (hierna: het Verdrag).

3.2. Vooropgesteld moet worden dat het Verdrag in artikel 19, lid 4, het heffingsrecht over de uitkering aan de VS toewijst, maar in artikel 25, lid 1, bepaalt dat Nederland desondanks bevoegd is dergelijke uitkeringen in de grondslag van de belastingheffing te begrijpen. Ingevolge artikel 25, lid 2, van het Verdrag dient Nederland dan echter een dergelijke in de VS belaste uitkering vrij te stellen van belastingheffing door een vermindering van belasting toe te staan. Met betrekking tot de wijze waarop die vermindering moet worden verleend, bepaalt het Verdrag in artikel 25, lid 2, dat de vermindering wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in de Nederlandse wetgeving tot het vermijden van dubbele belasting. Met dit laatste is klaarblijkelijk gedoeld op het op grond van artikel 38, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen gegeven Besluit voorkoming dubbele belasting 1989 (hierna: het Besluit), met name op de in artikel 3 daarvan neergelegde methode van berekening van de vrijstelling (evenredigheidsmethode). Anders dan belanghebbende meent, laat het Verdrag derhalve toe dat Nederland de uitkering in de belastingheffing betrekt, en is de vorenbedoelde berekeningsmethode van het Besluit van overeenkomstige toepassing bij de berekening van de te verlenen vrijstelling. Daaraan staat, anders dan belanghebbende betoogt, niet in de weg dat het Besluit in artikel 1, lid 2, bepaalt dat het Besluit slechts toepassing vindt voorzover niet op andere wijze in het voorkomen van dubbele belasting is voorzien, aangezien het Verdrag niet (ook) die bepaling van overeenkomstige toepassing verklaart, maar alleen de vorenbedoelde berekeningsmethode.

3.3. De in het Besluit geregelde berekening van de vrijstelling is, anders dan belanghebbende betoogt, niet in strijd met het Verdrag, dat Nederland immers de vrijheid laat de vrijstelling, in de vorm van een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting, overeenkomstig de Nederlandse wetgeving terzake te berekenen. Met name verplicht het Verdrag Nederland niet ertoe de vermindering ter voorkoming van dubbele belasting zodanig te berekenen dat deze ten minste gelijk is aan het belastingbedrag dat in de VS op de uitkering is ingehouden.

3.4. Voorzover de klachten op andere opvattingen berusten, falen zij. Ook de overige klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren D.H. Beukenhorst en L. Monné, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2001.