Hoge Raad, 28-09-2001, ECLI:NL:HR:2001:BI7923 AD3891, 36680
Hoge Raad, 28-09-2001, ECLI:NL:HR:2001:BI7923 AD3891, 36680
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 28 september 2001
- Datum publicatie
- 28 september 2001
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AD3891
- Zaaknummer
- 36680
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 36.680
28 september 2001
JV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 oktober 2000, nr. P99/1674, betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd van nihil. Vervolgens is hem een navorderingaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 87.177, welke aanslag, na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 54.299.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. De klacht dat belanghebbende geen eerlijk proces heeft gehad, omdat hij door ziekte verhinderd was aanwezig te zijn bij de mondelinge behandeling door het Hof, en de belastingdienst daarvan mededeling was gedaan, kan niet tot cassatie leiden, nu uit de uitspraak en de stukken van het geding niet blijkt van een aan het Hof gedaan verzoek tot uitstel van de mondelinge behandeling.
3.2. Voorts houden de klachten de volgende stellingen in:
- omdat de belastingdienst het bedrag van de rente van f 239.466 al heeft geblokkeerd bij de Stichting B, en de hoofdvordering wordt betwist in een herzieningsprocedure bij het Gerechtshof te Amsterdam, kan het bedrag van f 239.466 als aftrekbare rente blijven bestaan;
- de Inspecteur heeft ten onrechte een deel van de rente (ongeveer f 25.000), die verschuldigd is aan A AG op basis van een tweede hypotheek, welke is ingeschreven in het kadaster, niet in aftrek toegelaten, hoewel de Arrondissementsrechtbank te Amsterdam in een civiele procedure heeft vastgesteld, dat de vordering welke A AG op belanghebbende heeft reëel is.
Uit 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding blijkt niet dat deze stellingen reeds voor het Hof zijn aangevoerd. De beoordeling van de juistheid van die stellingen vergt een onderzoek van feitelijke aard, waarvoor de cassatieprocedure geen mogelijkheid biedt. De daarop betrekking hebbende klachten kunnen dus niet tot cassatie leiden.
3.3. De klacht dat het Hof niet had mogen oordelen dat belanghebbende te kwader trouw was omdat het Hof hem niet persoonlijk heeft gehoord, faalt, aangezien de opvatting dat een hof niet tot een dergelijk oordeel mag komen zonder de betrokkene te hebben gehoord, geen steun vindt in het recht.
3.4. De klacht dat het Hof ten onrechte geen rekening heeft gehouden met belanghebbendes verzoek tot herziening inzake de navorderingsaanslag over 1991, faalt eveneens, aangezien eerst nadat die aanslag eventueel is gewijzigd, aan zodanige wijziging eventueel gevolgen kunnen worden verbonden voor de onderhavige aanslag.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2001.