Home

Hoge Raad, 07-12-2001, AD3961, C00/067HR

Hoge Raad, 07-12-2001, AD3961, C00/067HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 december 2001
Datum publicatie
7 december 2001
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AD3961
Formele relaties
Zaaknummer
C00/067HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 101a

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

7 december 2001

Eerste Kamer

Nr. C00/067HR

AP

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiser], wonende te [woonplaats],

EISER tot cassatie,

advocaat: mr. J. Groen,

t e g e n

het rechtspersoonlijkheid bezittende bestuursorgaan INFORMATIE BEHEER GROEP (voorheen de Staat der Nederlanden, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Informatiseringsbank), gevestigd te Groningen,

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. J.P. Heering.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiser tot cassatie - verder te noemen: [eiser] - heeft bij exploit van 21 april 1993 de Staat, de rechtsvoorgangster van thans verweerster in cassatie, - verder te noemen: IBG - gedagvaard voor de Rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd IBG te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een bedrag ad ƒ 8.825.783,-- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening.

IBG heeft de vordering bestreden.

De Rechtbank heeft bij vonnis van 22 maart 1995 de vordering afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. IBG heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij arrest van 18 november 1999 heeft het Hof het bestreden vonnis bekrachtigd.

Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het Hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

IBG heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van IBG begroot op ƒ 9.507,20 aan verschotten en ƒ 3.000,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de raadsheren R. Herrmann, als voorzitter, H.A.M. Aaftink en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 7 december 2001.