Hoge Raad, 02-11-2001, AD5030, 36279
Hoge Raad, 02-11-2001, AD5030, 36279
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 november 2001
- Datum publicatie
- 2 november 2001
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AD5030
- Zaaknummer
- 36279
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 36.279
2 november 2001
FA
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 24 mei 2000, nr. P99/01943, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 58.305, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 52.474. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarin de klacht van belanghebbende gegrond wordt geacht.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbendes uitgaven ter ondersteuning van verwanten op zijn inkomen in mindering kunnen worden gebracht voor zover die uitgaven niet meer bedragen dan tien percent van belanghebbendes onzuivere inkomen. Naar belanghebbende in cassatie terecht aanvoert, heeft het Hof aldus verzuimd rekening te houden met het bepaalde in artikel 46, lid 7, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. Ingevolge die bepaling had het Hof niet alleen belanghebbendes onzuivere inkomen in de berekening van het op grond van artikel 46, lid 1, letter a, onder 2º, in aanmerking te nemen bedrag moeten betrekken, maar ook dat van zijn echtgenote. Het onzuivere inkomen van de echtgenote van belanghebbende bedroeg in 1997 ƒ 32.488.
De desbetreffende uitgaven van belanghebbende zijn aftrekbaar tot een bedrag van tien percent van (ƒ 58.305 plus ƒ 32.488) ofwel ƒ 9080, zodat zijn belastbare inkomen ƒ 49.225 bedraagt.
3.2. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten,
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 49.225, en
gelast dat de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 160.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2001.