Home

Hoge Raad, 02-11-2001, AD5031, 36298

Hoge Raad, 02-11-2001, AD5031, 36298

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
2 november 2001
Datum publicatie
2 november 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:AD5031
Zaaknummer
36298

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 36.298

2 november 2001

FA

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 31 mei 2000, nr. P99/1228, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ b,-.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft die uitspraak bevestigd.

De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

De Staatssecretaris heeft een conclusie van dupliek ingediend.

3. Beoordeling van de middelen

Uitgaven voor voeding en voedingssupplementen, die een belastingplichtige doet om zijn lichamelijke kracht en gezondheid op peil te houden, dragen een zodanig persoonlijk karakter, dat zij niet als aftrekbare kosten in de zin van artikel 35 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kunnen worden aangemerkt. Dit geldt ook indien met het oog op de te verrichten prestaties aan de voeding zeer bijzondere eisen moeten worden gesteld. Zulks brengt mee dat het Hof een juiste beslissing heeft gegeven, wat er zij van de gebezigde gronden. De middelen kunnen mitsdien niet tot cassatie leiden.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren D.H. Beukenhorst en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2001.