Hoge Raad, 02-11-2001, AD5033, 36355
Hoge Raad, 02-11-2001, AD5033, 36355
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 november 2001
- Datum publicatie
- 2 november 2001
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AD5033
- Zaaknummer
- 36355
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 36.355
2 november 2001
FA
gewezen op het beroep in cassatie van Stichting X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 2 mei 2000, nr. 98/137, betreffende het bedrag dat door haar als omzetbelasting op aangifte is voldaan over het tijdvak juli 1997.
1. Aangifte, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbende heeft over voormeld tijdvak op aangifte voldaan een bedrag van ƒ 2485 aan omzetbelasting. Zij heeft tegen dit bedrag bezwaar gemaakt bij de Inspecteur en verzocht om teruggaaf van een bedrag van ƒ 734, waarna de Inspecteur bij uitspraak heeft besloten het verzoek af te wijzen.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft deze uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Belanghebbende exploiteert een manege. De activiteiten bestaan onder meer uit stalling en verzorging van paarden en pony's, het geven van gelegenheid tot ritten binnen en buiten en het geven van rijlessen in groepsverband of privé. De lessen worden verzorgd door gediplomeerde instructeurs en worden gegeven aan beginnende en gevorderde paardrijders. Belanghebbende heeft zich in bezwaar en beroep op het standpunt gesteld dat het geven van de paardrijlessen is vrijgesteld van omzetbelasting op grond van het bepaalde in artikel 11, lid 1, letter f, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet), juncto artikel 7 van en Bijlage B, onderdeel b21, bij het Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 (hierna: het Besluit). Over de vergoeding voor de verzorging van paarden en pony's (omzet ƒ 16.316) heeft belanghebbende omzetbelasting voldaan naar het verlaagde tarief.
3.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het tegen betaling geven van rijlessen of nadere instructie door gediplomeerde instructeurs aan beginnende of gevorderde paardrijders niet kan worden aangemerkt als het geven van gelegenheid tot sportbeoefening als bedoeld in voornoemde artikelen.
Middel 2 stelt dat de litigieuze diensten aangemerkt dienen te worden als gelegenheid geven tot sportbeoefening. Dit middel treft doel, nu bij het geven van paardrijlessen in het kader van de exploitatie van de manege naar maatschappelijke opvattingen het element van de sportbeoefening voorop staat.
De middelen 1 en 3 behoeven gezien het hiervóór overwogene geen behandeling.
3.3. Middel 2 kan evenwel niet tot cassatie leiden, nu het Hof terecht heeft geoordeeld dat de vergoeding voor de verzorging van paarden en pony's is onderworpen aan het algemene tarief van 17,5% in plaats van het verlaagde tarief van 6%, naar welk tarief belanghebbende belasting heeft voldaan, en het verschil in verschuldigde belasting, ƒ 2575 minus ƒ 979, het bedrag van de ter zake van de paardrijlessen voldane omzetbelasting ad ƒ 734 overtreft.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2001.