Hoge Raad, 02-11-2001, AD5036, 36452
Hoge Raad, 02-11-2001, AD5036, 36452
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 2 november 2001
- Datum publicatie
- 2 november 2001
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AD5036
- Zaaknummer
- 36452
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 36.452
2 november 2001
FA
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (met ingang van 1 januari 2001 behorend tot de gemeente Q) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 juni 2000, nr. 99/02153, betreffende na te melden aanslagen in de onroerendezaakbelastingen.
1. Aanslagen, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1999 wegens het genot krachtens zakelijk recht en wegens het gebruik van de onroerende zaak a-straat 1 te Z op één aanslagbiljet verenigde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Harmelen opgelegd van onderscheidenlijk f 1241 en f 993, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffings- en invorderingsambtenaar van die gemeente zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 101a van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.H. Beukenhorst als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar gesproken op 2 november 2001.