Hoge Raad, 14-12-2001, AD7141, 36470
Hoge Raad, 14-12-2001, AD7141, 36470
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 14 december 2001
- Datum publicatie
- 14 december 2001
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2001:AD7141
- Zaaknummer
- 36470
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 36.470
14 december 2001
JV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 10 juli 2000, nr. 99/1044, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1993 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd van nihil, met verrekening van voorheffingen, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die uitspraak bevestigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de klacht
3.1. Belanghebbende klaagt dat het Hof de uitspraak van de Inspecteur, waarbij deze belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag van nihil in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1993 ongegrond heeft verklaard, heeft bevestigd. Belanghebbende is van mening dat de uitspraak vernietigd had moeten worden, omdat de Inspecteur belanghebbendes bezwaar niet-ontvankelijk had moeten verklaren.
3.2. Belanghebbendes klacht faalt. Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur, waarbij de aan belanghebbende opgelegde aanslag van nihil is gehandhaafd, terecht bevestigd (HR 23 augustus 1989, nr. 25516, BNB 1990/2, en HR 6 oktober 1999, nr. 34831, BNB 1999/401). Anders dan belanghebbende kennelijk meent, staat door de handhaving van de aanslag slechts het bedrag van de verschuldigde belasting vast, maar niet de hoogte van het belastbare inkomen over 1993. De hoogte van dat belastbare inkomen kan aan de orde worden gesteld bij bezwaar tegen een eventuele beschikking op de voet van artikel 14, lid 5, van de Wet op de vermogensbelasting 1964 respectievelijk tegen een eventuele beschikking op de voet van artikel 51, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 in verband met achterwaartse verliescompensatie respectievelijk tegen aan belanghebbende opgelegde of op te leggen aanslagen over jaren na 1993 in verband met voorwaartse verliescompensatie.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2001.