Home

Hoge Raad, 26-06-2001, ZD2873, 03254/00

Hoge Raad, 26-06-2001, ZD2873, 03254/00

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
26 juni 2001
Datum publicatie
7 november 2001
ECLI
ECLI:NL:HR:2001:ZD2873
Formele relaties
Zaaknummer
03254/00
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 339

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

26 juni 2001

Strafkamer

nr. 03254/00

KD/IK

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 20 juni 2000, parketnummer 23/002901-99, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Ghana) op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats], ten tijde van het instellen van beroep in cassatie gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Haarlem" te Haarlem.

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Haarlem van 5 oktober 1999 - de verdachte vrijgesproken van het hem bij inleidende dagvaarding primair tenlastegelegde en hem voorts ter zake van "medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder A, van de Opiumwet gegeven verbod" veroordeeld tot vier jaren en zes maanden gevangenisstraf.

1.2. De aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2. Geding in cassatie

Het beroep, dat kennelijk niet is gericht tegen de gegeven vrijspraak, is ingesteld door de verdachte.

Namens deze heeft mr. R. Zilver, advocaat te Wijk bij Duurstede, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Advocaat-Generaal Wortel heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het middel strekt ten betoge dat de bewezenverklaring niet uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid, in het bijzonder niet dat de cocaïne binnen het grondgebied van Nederland is gebracht.

3.2. Het Hof heeft ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat:

"hij op 14 juni 1999 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en in de gemeente Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet ongeveer 8897 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de wet behorende lijst I, immers heeft verdachte opzettelijk:

- meermalen telefonisch contact gehad met mededader [mededader 1] en met mededader [mededader 2] en

- zich met mededader [mededader 2] begeven naar de luchthaven Schiphol en

- in een vrachtloods in gebruik bij de KLM samen met mededader [mededader 2] volgens afspraak contact gehad met mededader [mededader 1] met betrekking tot voornoemde cocaïne".

3.3. Het door het Hof als bewijsmiddel gehanteerde proces-verbaal van de Belastingdienst Douane Post Hoofddorp Surveillance met contentieusnummer HD99C167, d.d. 14 juni 1999, houdt als relaas van verbalisanten ondermeer in:

"Op 14 juni 1999 bevonden wij ons, verbalisanten, op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer.

Wij, verbalisanten, begaven ons naar vliegtuigopstelplaats F05, alwaar een vliegtuig voorzien van vluchtnummer KL744 zou arriveren. Na aankomst van het vliegtuig hebben wij, verbalisanten Schulte en

Van Diepen, ons begeven naar de vrachtruimte van bulkgeladen luchtvracht".

3.4. Het is, nu dit feit zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen is te achterhalen, als een feit van algemene bekendheid aan te merken, dat het vliegtuig voorzien van vluchtnummer KL744, dat op 14 juni 1999 op de luchthaven Schiphol arriveerde, uit het bui-tenland afkomstig was.

3.5. Het middel faalt derhalve.

4. Slotsom

Nu het middel niet tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de be-streden uitspraak, voorzover aan zijn oordeel onderwor-pen, ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

5. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren F.H. Koster en J.P. Balkema, in bijzijn van de waarnemend-griffier H.H.A. de Nijs, en uitgesproken op 26 juni 2001.