Home

Hoge Raad, 25-01-2002, ECLI:NL:HR:2002:BI8001 AD8476, 36983

Hoge Raad, 25-01-2002, ECLI:NL:HR:2002:BI8001 AD8476, 36983

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 januari 2002
Datum publicatie
25 januari 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AD8476
Zaaknummer
36983

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 36.983

25 januari 2002

FA

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 januari 2001, nr. BK-99/01194, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 90.569.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur bevestigd.

De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van het middel

Het Hof heeft niet aannemelijk geacht dat belanghebbende streefde naar continuïteit van zijn activiteiten als waarnemend huisarts. Daarvan uitgaande heeft het Hof geoordeeld dat in het onderhavige jaar geen sprake is geweest van een door belanghebbende uitgeoefende onderneming.

Aan de voorwaarde van continuïteit is evenwel slechts dan niet voldaan indien op het moment van aanvang van de werkzaamheden te voorzien valt dat die werkzaamheden kortstondig zullen zijn (HR 20 december 2000, nr. 35941, BNB 2001/88). Het oordeel van het Hof dat de waarnemingsactiviteiten voor belanghebbende slechts een voorbijgaand karakter droegen, houdt niet in dat de kortstondigheid van die activiteiten was te voorzien. Het middel slaagt mitsdien. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten in verband met de behandeling van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat door de Staatssecretaris van Financiën aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 160 (€ 72,60), en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op f 1420 (€ 644) voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2002.