Home

Hoge Raad, 15-11-2002, AD8772, 36025

Hoge Raad, 15-11-2002, AD8772, 36025

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
15 november 2002
Datum publicatie
15 november 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AD8772
Formele relaties
Zaaknummer
36025

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 36.025

15 november 2002

IB

gewezen op het beroep in cassatie van X Beheer B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 28 januari 2000, nr. 98/03595, betreffende na te melden beschikking als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de dividendbelasting 1965 (hierna: de Wet).

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

De Inspecteur heeft bij beschikking van 23 juli 1998 het bij de oprichting van belanghebbende op haar aandelen gestorte kapitaal vastgesteld op f 170.000. Deze beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de beschikking gewijzigd in dier voege dat hetgeen bij de oprichting van belanghebbende op de geplaatste aandelen is gestort wordt vastgesteld op f 781.334, en het gemiddeld op de desbetreffende aandelen gestorte kapitaal op f 744. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. Y.E.J. Geradts, advocaat te Amsterdam.

De Advocaat-Generaal L.F. Van Kalmthout heeft op 21 december 2001 geconcludeerd tot gegrondverklaring van het beroep, tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.

3. Beoordeling van de middelen

Op de gronden vermeld in de onderdelen 3.2 tot en met 3.4 van het heden tussen X en de Staatssecretaris uitgesproken arrest naar aanleiding van het cassatieberoep van X in de zaak met nummer 36027, zijn de middelen II en IV gegrond, is middel V gedeeltelijk gegrond, en behoeven de middelen I en III geen behandeling.

Middel VI faalt op de gronden uiteengezet in onderdeel 3.7 van genoemd arrest, de middelen VII en VIII op de aldaar onder 3.8 vermelde gronden.

Nu de middelen II, IV en V (gedeeltelijk) slagen, kan de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. In het verwijzingsgeding zal, nu de onderhavige beschikking kennelijk uitsluitend daarop betrekking heeft, het bedrag moeten worden vastgesteld dat als gestort kapitaal kan worden aangemerkt ter zake van de inbreng op de bij oprichting van belanghebbende geplaatste aandelen, alsmede het ter zake daarvan gemiddeld op die aandelen gestorte kapitaal.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaak met nummer 36026 (belanghebbende: B BV) met de onderhavige zaak samenhangt in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van f 630 (€ 285,88), en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op de helft van € 1288, derhalve € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2002.