Home

Hoge Raad, 08-02-2002, AD9096, 36841

Hoge Raad, 08-02-2002, AD9096, 36841

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 februari 2002
Datum publicatie
8 februari 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AD9096
Zaaknummer
36841

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 36.841

8 februari 2002

JV

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 5 januari 2001, nr. 378/00, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1. Naheffingsaanslag, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met kenteken AA-AA-00 een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 19 oktober 1999 tot en met 18 januari 2000, ten bedrage van ƒ 564 aan enkelvoudige belasting, alsmede een boete van f 250. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan. Het onder 1 bedoelde voertuig stond sinds 22 april 1998 in het kentekenregister op naam van belanghebbende. In het naheffingstijdvak was belanghebbende gedetineerd. Een financieringsmaatschappij was in bezit van deel III van het kentekenbewijs van het voertuig.

3.2. Op grond van artikel 1, aanhef en letter a, juncto artikel 7, aanhef en letter a, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) wordt, voorzover hier van belang, degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister aangemerkt als de belastingplichtige voor de motorrijtuigenbelasting. Nu blijkens de uitspraak van het Hof en de stukken van het geding niet in geschil is dat het voertuig gedurende het tijdvak waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, in de kentekenregistratie op naam van belanghebbende stond, heeft het Hof terecht geoordeeld dat belanghebbende degene is van wie de motorrijtuigenbelasting moet worden geheven. De omstandigheid dat belanghebbende heeft getracht de belastingplicht voor het voertuig krachtens artikel 19 van de Wet te schorsen, terwijl hij hierin niet is geslaagd omdat de financieringsmaatschappij hieraan weigerde mee te werken, doet aan de juistheid van dit oordeel niet af. Voor de toepassing van de Wet is bepalend dat de pogingen van belanghebbende uiteindelijk niet hebben geresulteerd in een daadwerkelijke schorsing. De klachten falen mitsdien.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2002.