Hoge Raad, 01-03-2002, ECLI:NL:HR:2002:BI8080 AD9706, 37120
Hoge Raad, 01-03-2002, ECLI:NL:HR:2002:BI8080 AD9706, 37120
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 1 maart 2002
- Datum publicatie
- 1 maart 2002
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2002:AD9706
- Zaaknummer
- 37120
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Hoge Raad der Nederlanden
D e r d e K a m e r
Nr. 37.120
1 maart 2002
JMH
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 maart 2001, nr. P99/3611, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen.
1. Aanslag en bezwaar
Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 130.602, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 121.852.
2. Loop van het geding tot dusverre
Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De uitspraak van dit hof van 24 februari 1998 is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 17 november 1999, nr. 34.211, BNB 2000/256, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dat arrest. Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 113.102. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
3. Het tweede geding in cassatie
De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.
4. Beoordeling van het middel
4.1. In het verwijzingsarrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat indien een reële mogelijkheid bestaat dat het ziekenfonds in geval van het niet volledig benutten van het in het ziekenfondscontract vastgelegde aantal zittingen een korting zal toepassen in het kader van het door de overheid gevoerde volume-mutatiebeleid, dan wel daarin aanleiding zal vinden het contract niet te verlengen, het ziekenfondscontract in zoverre op één lijn te stellen is met goodwill.
4.2. Het Hof heeft geoordeeld dat het volume-mutatiebeleid onder meer de door de Hoge Raad in zijn verwijzingsarrest genoemde mogelijke gevolgen (het toepassen van een volume-korting en het niet verlengen van een contract) met zich heeft gebracht. Het Hof heeft voorts aannemelijk geacht dat een zodanige korting aanmerkelijk zou kunnen zijn. Uitgaande van dit oordeel heeft het Hof beslist dat het ziekenfondscontract in zijn geheel op één lijn te stellen is met goodwill.
4.3. Anders dan in het middel wordt betoogd, heeft het Hof aldus de in het arrest besloten liggende verwijzingsopdracht juist uitgevoerd. Met de woorden "in zoverre" in de onder 4.1 weergegeven overweging is niet bedoeld dat indien een reële mogelijkheid bestaat op vermindering van het aantal zittingen of het niet verlengen van het ziekenfondscontract slechts partieel op dat contract mag worden afgeschreven op gelijke wijze als op goodwill, doch dat in dat geval - vanwege de samenhang van die reële mogelijkheid met de omzet in de aan eventuele verlenging van het contract voorafgaande jaren - het ziekenfondscontract wat betreft het aspect van de afschrijving op één lijn moet worden gesteld met goodwill. Derhalve faalt het middel.
5. Proceskosten
De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep ongegrond, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2002.
Van de Staatssecretaris van Financiën wordt ter zake van het door hem ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 285.