Hoge Raad, 22-03-2002, AE0463, 37183
Hoge Raad, 22-03-2002, AE0463, 37183
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 maart 2002
- Datum publicatie
- 22 maart 2002
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2002:AE0463
- Zaaknummer
- 37183
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 37.183
22 maart 2002
JV
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 4 april 2001, nr. P 00/01721, betreffende na te melden verzoek om teruggaaf van inkomstenbelasting.
1. Verzoek om middeling, bezwaar en geding voor het Hof
Belanghebbende heeft op grond van artikel 66a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 verzocht om teruggaaf van inkomstenbelasting over het tijdvak 1994 tot en met 1996, in welk verzoek zij bij beschikking van de Inspecteur niet-ontvankelijk is verklaard. Die beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
De Inspecteur heeft het door belanghebbende gedane middelingsverzoek wegens overschrijding van de daarvoor gestelde termijn niet-ontvankelijk verklaard. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft hij die beschikking gehandhaafd. Bij een beroep tegen een dergelijke uitspraak kan de belastingrechter, indien hij het oordeel omtrent de niet-ontvankelijkheid juist bevindt, aan een inhoudelijke beslissing omtrent het recht op teruggaaf niet toekomen. Bij het Hof was niet in geschil dat het middelingsverzoek te laat was gedaan en dus niet ontvankelijk was. Het Hof heeft derhalve terecht het beroep ongegrond verklaard.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.M. van Hooff, en in het openbaar uitgesproken op 22 maart 2002.