Hoge Raad, 26-04-2002, ECLI:NL:HR:2002:BI7975 AE1965, 36811
Hoge Raad, 26-04-2002, ECLI:NL:HR:2002:BI7975 AE1965, 36811
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 26 april 2002
- Datum publicatie
- 26 april 2002
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2002:AE1965
- Zaaknummer
- 36811
Inhoudsindicatie
-
Uitspraak
Nr. 36.811
26 april 2002
TVW
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 1 december 2000, nr. 466/99, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 43.536, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd middels toepassing van de invorderingsvrijstelling van artikel 65 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1998; hierna: de Wet) naar een te betalen bedrag van f 610. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
Het inkomen over 1998 van belanghebbende bestaat uit inkomsten uit arbeid, verricht bij vier werkgevers. Tevens heeft belanghebbende in 1998 een uitkering van het LISV ontvangen. Het totaal van deze aan loonheffing onderworpen inkomsten bedraagt f 47.515. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar geen andere inkomsten genoten. De verschuldigde inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen bedraagt f 9709. De op het loon ingehouden loonbelasting/premie volksverzekeringen bedraagt f 8909.
3.2. Het Hof heeft aan belanghebbende, artikel 65 van de Wet toepassend, een invorderingsvrijstelling verleend van f 199,47. Het middel houdt in dat het Hof daarmede heeft miskend dat het op de voet van dat artikel vrij te stellen bedrag in een geval als het onderhavige gelijk is aan nihil.
3.3. Ingevolge artikel 65 van de Wet wordt in bepaalde gevallen bij de heffing van de inkomstenbelasting en premie voor de volksverzekeringen een invorderingsvrijstelling toegepast. Zoals in de Memorie van toelichting bij de wet waarbij de invorderingsvrijstelling is ingevoerd (Wet van 27 december 1989, Stb. 122, Kamerstukken II, 1987/88, 20 595, nr. 3, blz. 58) is opgemerkt, ziet de vrijstelling "uitsluitend op problemen met de betaling van op aanslag verschuldigde belasting en premie voor de volksverzekeringen" en niet "op reeds op het loon of op de andere inkomsten ingehouden belasting en premie."
3.4. Het vrijgestelde bedrag is een gedeelte van het verschil tussen enerzijds het bedrag van de verschuldigde belasting en premie en anderzijds een bedrag dat gelijk is aan 150 percent van de belasting en premie voor de volksverzekeringen die zouden zijn verschuldigd over een belastbare som ter grootte van het belastbare inkomen verminderd met 132 percent van de belastingvrije som (exclusief het bedrag van de bovenbasisaftrek en ten minste het bedrag van de basisaftrek). Als dit verschil nihil of negatief is, valt er geen bedrag vrij te stellen.
Het vrijgestelde bedrag wordt verder bepaald door een breuk. De teller van de breuk wordt gevormd door het belastbare inkomen verminderd met het gezamenlijke bedrag van de aan inhouding van loonbelasting onderworpen inkomsten. De noemer van de breuk is het belastbare inkomen. Naar volgt uit de hiervoor in 3.3 aangeduide strekking van de regeling, valt er geen bedrag vrij te stellen als de teller van de breuk nihil of negatief is.
3.5. Aangezien belanghebbende in het onderhavige jaar uitsluitend aan inhouding van loonbelasting onderworpen inkomsten heeft genoten, en bovendien het bedrag van de door belanghebbende verschuldigde belasting en premie voor de volksverzekeringen wordt overtroffen door het bedrag dat gelijk is aan 150 percent van de belasting en premie voor de volksverzekeringen die verschuldigd zouden zijn over een belastbare som ter grootte van het belastbare inkomen verminderd met 132 percent van de belastingvrije som (exclusief het bedrag van de bovenbasisaftrek), is het vrij te stellen bedrag in het onderhavige geval nihil.
3.6. Het middel slaagt derhalve. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en
bevestigt de uitspraak van de Inspecteur.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 26 april 2002.