Home

Hoge Raad, 24-05-2002, AE3174, 37236

Hoge Raad, 24-05-2002, AE3174, 37236

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 mei 2002
Datum publicatie
24 mei 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AE3174
Zaaknummer
37236

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 37.236

24 mei 2002

TVW

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ´s-Hertogenbosch van 11 april 2001, nr. 95/02492, betreffende na te melden aan X B.V. te Z opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1988 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f 2.201.860, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f 591.220. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen ´s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

G houdt alle aandelen in H B.V. en indirect 50 percent van de aandelen in belanghebbende.

In december 1987 heeft J B.V., welke vennootschap niet gelieerd is aan belanghebbende, haar vordering op belanghebbende ten bedrage van f 5.030.507 nominaal voor een bedrag van f 3.000.000 overgedragen aan H B.V..

Op 18 december 1987 heeft belanghebbende f 3.500.000 op de schuld aan H B.V. afgelost.

H B.V. heeft kort nadien de helft van het restant van de vordering om niet overgedragen aan M Ltd. De middellijke aandeelhouders van M Ltd. waren op dat moment enige leden van de familie AA, welke personen tezamen tevens 50 percent van de aandelen in belanghebbende houden.

3.2. Voor het Hof was in geschil of belanghebbende een verkapte winstuitdeling aan haar (middellijke) aandeelhouders heeft gedaan, doordat zij het aan H B.V. heeft overgelaten de vordering ten bedrage van f 5.030.507 voor f 3.000.000 te kopen in plaats van deze zelf te verwerven.

3.3. Het Hof heeft geoordeeld dat de door H B.V. met J B.V. overeengekomen prijs gelijk is aan de waarde in het economische verkeer van de gekochte vordering en heeft daaraan de gevolgtrekking verbonden dat van een verkapte winstuitdeling door belanghebbende aan haar (middellijke) aandeelhouders geen sprake is geweest. In dit oordeel en de daaraan verbonden gevolgtrekking ligt besloten het oordeel dat - daargelaten of belanghebbende zo zij zelf met J B.V. had onderhandeld zij de vordering tegen dezelfde prijs had kunnen kopen - in ieder geval zich niet de situatie heeft voorgedaan dat belanghebbende teneinde (een van) haar aandeelhouders als zodanig te bevoordelen bewust een mogelijkheid zelf een voordeel te behalen onbenut heeft gelaten en die aandeelhouder(s) in de gelegenheid heeft gesteld dat voordeel te genieten. Dit oordeel berust op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen en is niet onbegrijpelijk. Het middel faalt derhalve.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep ongegrond,

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2002.

Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 327.