Home

Hoge Raad, 07-06-2002, AE3824, 36445

Hoge Raad, 07-06-2002, AE3824, 36445

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
7 juni 2002
Datum publicatie
7 juni 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AE3824
Zaaknummer
36445

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden

D e r d e K a m e r

Nr. 36.445

7 juni 2002

JV

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z, alsmede het beroep in cassatie van het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân (hierna: het Hoofd) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 23 juni 2000, nr. 99/30159, betreffende na te melden aanslagen in de waterschapsomslag.

1. Aanslagen, bezwaren en geding voor het Hof.

Aan belanghebbende zijn zowel voor het jaar 1997 als voor de jaren 1998 en 1999 aanslagen in de waterschapsomslag van het Wetterskip Marne-Middelsee opgelegd. De aanslagen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van het dagelijks bestuur van het Wetterskip Marne-Middelsee (1997) respectievelijk het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân (1998 en 1999) gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen elk van die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof. Het Hof, dat de drie zaken ter behandeling heeft gevoegd, heeft het beroep tegen de uitspraak inzake het jaar 1997 ongegrond verklaard, het beroep tegen de uitspraken inzake de jaren 1998 en 1999 gegrond verklaard, en laatstbedoelde uitspraken en de aanslagen voor de jaren 1998 en 1999 vernietigd. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Zowel belanghebbende als het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De beroepschriften in cassatie zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.

Belanghebbende en het dagelijks bestuur van het Wetterskip Marne-Middelsee hebben over en weer een verweerschrift ingediend.

Het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân heeft een conclusie van repliek ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

Bij brief van de Griffier van de Hoge Raad van 2 november 2001 is de secretaris-directeur van het Wetterskip Marne-Middelsee gevraagd om toezending van een afschrift van de kennisgevingen van de aanslagen opgelegd aan belanghebbende, alsmede van de Kostentoedelingsverordening, de Omslagverordening en de Omslagklassenverordening van het Wetterskip Marne-Middelsee, zoals deze verordeningen luidden in de onderhavige jaren. Voorts zijn inlichtingen gevraagd betreffende de publicatie van deze verordeningen. De secretaris-directeur heeft bij brieven van 30 november 2001 en 17 januari 2002 geantwoord.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep van het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân

3.1. Het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân heeft beroep in cassatie ingesteld, hoewel daartoe op grond van artikel 28a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) juncto artikel 123, lid 3, aanhef en letter a, van de Waterschapswet het dagelijks bestuur van het waterschap aangewezen is. Artikel 88 van de Waterschapswet biedt het dagelijks bestuur de mogelijkheid die bevoegdheid te mandateren aan een lid van het dagelijks bestuur. Op grond van artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan het dagelijks bestuur die bevoegdheid ook mandateren aan bijvoorbeeld een hem ondergeschikte ambtenaar. Voorts is het op grond van artikel 29 van de AWR juncto artikel 8:24 van de Awb mogelijk dat het dagelijks bestuur zich bij de uitoefening van die bevoegdheid door een gemachtigde laat vertegenwoordigen. De persoon die krachtens mandaat of volmacht namens het dagelijks bestuur de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie uitoefent, dient ten tijde daarvan, althans uiterlijk bij het verstrijken van de voor het aanwenden van dat rechtsmiddel geldende termijn, daartoe gemandateerd onderscheidenlijk gemachtigd te zijn. Hij dient bij de uitoefening van die bevoegdheid te vermelden dat hij namens het dagelijks bestuur optreedt; het mandaat en de volmacht houden immers in de bevoegdheid tot het verrichten van handelingen in naam van een ander. Voor de gemandateerde volgt dit ook uit het bepaalde in artikel 10:10 van de Awb.

3.2. In dit geval is bij het instellen van het beroep in cassatie niet vermeld dat het is ingesteld namens het dagelijks bestuur van het Wetterskip Marne-Middelsee of het Wetterskip Fryslân. Voorts blijkt uit het bijgevoegde aanwijzings- en mandaatbesluit niet dat de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie aan het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân was gemandateerd. Derhalve moet worden geoordeeld dat het beroep is ingesteld door een daartoe niet bevoegd persoon.

Nu te dezen niet sprake is van een voor herstel vatbaar verzuim, zal de Hoge Raad het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaren.

4. Beoordeling van de klachten van belanghebbende

4.1. Belanghebbende herhaalt in cassatie zijn door het Hof verworpen betoog dat hij dient te worden ingedeeld in omslagklasse III (onbemalen gebieden zonder werken van het waterschap) en niet in omslagklasse I (bemalen gebieden). Daartoe voert belanghebbende aan dat bij de indeling van de omslagklassen ten onrechte geen rekening is gehouden met het feit dat hij een eigen bemalingssysteem heeft, waarvan hij zelf de kosten draagt. Indeling in omslagklasse III zou gerechtvaardigd zijn omdat anders sprake zou zijn van onevenredig voor- of nadeel in de zin van artikel 120, lid 5 (thans lid 7), van de Waterschapswet, aldus belanghebbende.

4.2. Het nadeel dat belanghebbende ondervindt doordat kosten van particuliere bemaling door hemzelf worden gedragen, is evenwel niet aan te merken als een nadeel dat voortvloeit uit een door de hoedanigheid of de ligging van de onroerende zaak veroorzaakt geringer belang bij de aan het Wetterskip Marne-Middelsee opgedragen taken. Derhalve is voor de indeling in de omslagklassen niet van belang of in feite het Wetterskip Marne-Middelsee dan wel belanghebbende de desbetreffende werkzaamheden uitvoert en/of betaalt. De klachten falen mitsdien.

5. Proceskosten

Wat betreft het cassatieberoep van belanghebbende acht de Hoge Raad geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Wat betreft het cassatieberoep van het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân zal deze worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep van het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân niet-ontvankelijk,

verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond,

veroordeelt het hoofd van de afdeling Heffingen van het Wetterskip Fryslân in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1288, voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst het Wetterskip Fryslân aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en P.J. van Amersfoort, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2002.