Home

Hoge Raad, 24-09-2002, AE4162 AL6656, 01169/01

Hoge Raad, 24-09-2002, AE4162 AL6656, 01169/01

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 september 2002
Datum publicatie
25 september 2002
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AE4162
Formele relaties
Zaaknummer
01169/01
Relevante informatie
Wetboek van Strafvordering [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-07-2024] art. 365a

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

24 september 2002

Strafkamer

nr. 01169/01

IV/AB

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 22 februari 2001, nummer 22/001891-00, in de strafzaak tegen:

[verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedatum] 1974, wonende te [woonplaats].

1. De bestreden uitspraak

Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Dordrecht van 12 oktober 1999 - de verdachte ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" veroordeeld tot twaalf maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

2. Geding in cassatie

2.1. Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen.

2.2. De Hoge Raad heeft kennis genomen van het schriftelijk commentaar van de raadsvrouwe op de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal.

3. Beoordeling van het derde middel

3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de in het verkorte arrest opgenomen nadere bewijsoverweging niet in de aanvulling op het verkorte arrest had mogen verbeteren en aanvullen.

3.2. Het verkorte arrest houdt onder het hoofd "Bewijsoverweging" het volgende in:

"Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte - kort samengevat - aangevoerd dat geenszins is uit te sluiten dat de door verdachte verhandelde 'XTC'-pillen steeds een niet strafbare verbinding bevat hebben, te weten MBDB, en dat verdachte daarom vrijgesproken dient te worden.

Het Hof verwerpt dit verweer van de raadsman van de verdachte en overweegt hiertoe het navolgende.

Verdachte heeft onder meer 'XTC'-pillen verhandeld met de benamingen "Woody Woodpecker", "Thunderdome" en "Zonnetje".

Uit het door het Gerechtelijk Labora torium van het Ministerie van Justitie te Rijswijk op 7 november 1997 uitgebrachte rapport blijkt dat in de onderzochte 'XTC'-pillen met de benamingen "Woody Woodpecker", "Thunderdome" en "Zonnetje" geen enkele maal het niet strafbare MBDB werd aangetroffen."

3.3. In de aanvulling op het verkorte arrest heeft het Hof overwogen:

"Nadere overweging omtrent het bewijs ex artikel 365a van het Wetboek van Strafvordering.

Op pagina 3 van het arrest is een verweer van de verdachte omschreven en vervolgens door het hof verworpen. Deze verwerping behoeft verbetering en aanvulling, zodat hier de juiste tekst volgt:

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte - kort samengevat - aangevoerd dat geenszins is uit te sluiten dat de door verdachte verhandelde 'XTC'-pillen steeds een niet strafbare verbinding bevat hebben, te weten MBDB, en dat verdachte daarom vrijgesproken dient te worden.

Het Hof verwerpt het verweer van de raadsman van de verdachte en overweegt hiertoe het navolgende.

Uit de stukken en het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat verdachte onder meer 'XTC'-pillen verhandelde met de benamingen "Woody Woodpecker", "Thunderdome" en "Zonnetje", in welke pillen het Gerechtelijk Laboratorium blijkens zijn rapport van 7 november 1997 bij eerdere onderzoeken nimmer het niet strafbare MBDB heeft aangetroffen.

Dit gegeven, gevoegd bij het feit dat niet is gebleken dat door de afnemers van de door verdachte verkochte pillen ooit is geklaagd over de samenstelling en de kwaliteit van de pillen, en in aanmerking genomen de lange periode dat verdachte zich heeft bezig gehouden met de verkoop en aflevering van 'XTC'-pillen, leidt ertoe, dat het hof het niet aannemelijk acht dat de door verdachte verhandelde pillen de niet strafbare verbinding MBDB bevatten."

3.4. Bij de beoordeling van het middel is het volgende van belang. In zijn arrest van 16 maart 1999, NJ 1999, 387 heeft de Hoge Raad overwogen dat nu een nadere bewijsoverweging voor het eerst in de aanvulling op het verkorte arrest als bedoeld in art. 365a, tweede lid, Sv mag worden opgenomen, redelijke wetsuitleg meebrengt dat een in het verkorte arrest opgenomen nadere bewijsoverweging in de aanvulling op het verkorte arrest mag worden verbeterd. Gelet daarop mag een in het verkorte arrest opgenomen nadere bewijsoverweging in de aanvulling op het verkorte arrest worden aangevuld.

3.5. Het middel faalt dus.

4. Beoordeling van de overige middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5. Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.

6. Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.

Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en W.A.M. van Schendel, in bijzijn van de waarnemend-griffier I.W.P. Verboon, en uitgesproken op 24 september 2002.