Home

Hoge Raad, 28-06-2002, AE4723, 36985

Hoge Raad, 28-06-2002, AE4723, 36985

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 juni 2002
Datum publicatie
28 juni 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AE4723
Zaaknummer
36985

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 36.985

28 juni 2002

TVW

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ´s-Gravenhage van 25 januari 2001, nr. BK-99/01212, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1994 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van f 70.483.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft die uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen van f 66.919. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat, gelet op de wetsgeschiedenis van artikel 46, lid 1, letter c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de kosten van levensonderhoud, waaronder ook de verblijfkosten van belanghebbende in het buitenland ten behoeve van zijn promotie dienen te worden begrepen, niet zijn aan te merken als studiekosten in de zin van dat artikel, zulks onverschillig of aan die opleiding of studie eigen is dat daarvoor extra uitgaven voor levensonderhoud moeten worden gedaan. Dit oordeel is juist (vgl. HR 22 april 1981, nr. 20462, BNB 1981/147). De tegen dit oordeel gerichte klacht faalt derhalve.

3.2. De klachten over ongelijke behandeling berusten op feiten waarvan uit de uitspraak van het Hof en de stukken van het geding niet blijkt dat daarop ook reeds voor het Hof een beroep is gedaan. Daarop kan geen acht worden geslagen, omdat zulks een onderzoek van feitelijke aard zou vergen, waarvoor in cassatie geen plaats is. Die klachten kunnen derhalve niet tot cassatie leiden.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2002.