Home

Hoge Raad, 28-06-2002, AE4732, 37394

Hoge Raad, 28-06-2002, AE4732, 37394

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
28 juni 2002
Datum publicatie
28 juni 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AE4732
Zaaknummer
37394

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 37.394

28 juni 2002

TVW

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 juni 2001, nr. 99/00985, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1997 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 159.958, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen van f 49.958. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

3. Beoordeling van het middel

Het middel bestrijdt 's Hofs oordeel dat de pachtsom van f 41.242 niet lager is dan het bedrag dat in het economische verkeer tussen derden zou zijn overeengekomen. Het voert hiertoe aan dat het Hof de aanwezigheid van zakelijke redenen uitsluitend vanuit de B.V. beziet, terwijl de positie van belanghebbende niet in de beschouwingen wordt betrokken.

Het middel faalt. Het Hof heeft, onderzoekend wat als pachtsom in het economische verkeer tussen derden zou zijn overeengekomen, terecht rekening gehouden met de omstandigheid dat de B.V., die per 1 mei 1995 het toen aan belanghebbende toekomende pachtrecht had overgenomen, ook nadat belanghebbende op 22 februari 1996 de eigendom van de verpachte grond had verworven, nog pachter was gebleven onder de vóór de wijziging van de Pachtwet tot stand gekomen voorwaarden en geoordeeld dat van de B.V. niet kon worden gevergd dat zij zou instemmen met een nieuwe pachtovereenkomst overeenkomstig de inmiddels ingevoerde § 4 van hoofdstuk II van de Pachtwet. Dit oordeel getuigt niet van een verkeerde rechtsopvatting en is ook niet onvoldoende gemotiveerd.

4. Proceskosten

De Staatssecretaris van Financiën zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep ongegrond, en

veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1932 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2002.

Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 327.