Home

Hoge Raad, 25-10-2002, AE9358, 37620

Hoge Raad, 25-10-2002, AE9358, 37620

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 oktober 2002
Datum publicatie
25 oktober 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AE9358
Zaaknummer
37620

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 37.620

25 oktober 2002

WM

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 7 september 2001, nr. 82/00, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 67.233, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van het middel

3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat geen sprake is van kosten van verhuizing als bedoeld in artikel 36, lid 2, aanhef en letter d, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, aangezien belanghebbende ook in het jaar waarin zij in R werkte en aldaar een opleiding genoot, in Z is blijven wonen, zodat niet gezegd kan worden dat belanghebbende is verhuisd van Z naar R. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op zijn juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Voorzover het middel zich tegen dit oordeel richt, faalt het derhalve.

3.2. Het middel klaagt er voorts over dat het Hof buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door zich niet te beperken tot beantwoording van de vraag of het niet overbrengen van de volledige inboedel met zich brengt dat hier geen sprake is van een verhuizing. Deze klacht miskent dat het Hof door bij zijn voormeld oordeel uit te gaan van alle onder 2.2 van zijn uitspraak vermelde feiten niet buiten de rechtsstrijd is getreden, nu deze feiten, naar 's Hofs in cassatie niet bestreden vaststelling, tussen partijen als onbetwist dan wel onvoldoende betwist vaststonden. Het middel faalt derhalve ook voor het overige.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president E. Korthals Altes als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2002.