Home

Hoge Raad, 08-11-2002, ECLI:NL:HR:2002:BI8103 AF0079, 37443

Hoge Raad, 08-11-2002, ECLI:NL:HR:2002:BI8103 AF0079, 37443

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 november 2002
Datum publicatie
8 november 2002
ECLI
ECLI:NL:HR:2002:AF0079
Zaaknummer
37443

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

Nr. 37.443

8 november 2002

S

gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 6 juni 2001, nr. P00/1674, betreffende na te melden aan B.V. X te Z opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag en bezwaar

Aan belanghebbende is voor het jaar 1989 een aanslag in de vennootschapbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f 4.485.900.

2. Loop van het geding tot dusverre

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Leeuwarden. De uitspraak van dit hof van 24 oktober 1997 is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 26 april 2000, nr. 33895, BNB 2000/262, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te Amsterdam (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dat arrest.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van f 4.431.221. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

3. Het tweede geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

4. Beoordeling van het middel

4.1. Voor het Hof was in geschil in hoeverre het bij A N.V. ten name van belanghebbende aangehouden rentestandkortingdepot, dat is bestemd voor de aanpassing van pensioenrechten aan de ontwikkelingen van lonen en prijzen, met inachtneming van artikel 9a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), bij de winstbepaling van belanghebbende geactiveerd diende te worden.

4.2. Het Hof heeft in het licht van de in zijn uitspraak onder 5.1.6 geciteerde passage uit de toelichting op de nota van wijziging van het wetsvoorstel dat heeft geleid tot de Wet van 10 december 1975, Stb. 680, geoordeeld dat coming-backservicebetalingen welke betrekking hebben op opgebouwde pensioenrechten die nog niet volledig zijn gefinancierd, zoals in het onderhavige geval waarin nog betalingen moeten worden verricht in de vorm van inhaalpremies (backservice), in mindering komen op de winst, indien en voorzover de coming-backservicebetalingen zijn toe te rekenen aan het gefinancierde deel van de opgebouwde pensioenrechten.

4.3. Naar de Staatssecretaris van Financiën in cassatie terecht aanvoert, geeft ´s Hofs oordeel blijk van een onjuiste opvatting omtrent het bepaalde in artikel 9a, lid 3, van de Wet. Deze bepaling moet aldus worden opgevat dat indien de opgebouwde pensioenrechten niet volledig zijn gefinancierd, de krachtens een pensioenregeling verrichte coming-backservicebetalingen welke betrekking hebben op die opgebouwde pensioenrechten, niet aftrekbaar zijn van de winst, voor zover deze betalingen het nog te financieren deel niet overschrijden. De buiten aanmerking blijvende betalingen komen bij het bepalen van de winst in de op het kalenderjaar volgende jaren in aanmerking indien en voor zover het totaal van deze betalingen het nog te financieren gedeelte van de desbetreffende pensioenrechten gaat overtreffen.

Dit betekent voor het onderhavige geval, waarin de backservice groter is dan het ten name van belanghebbende aangehouden rentestandkortingdepot, dat het depot bij de bepaling van belanghebbendes winst geactiveerd dient te worden.

Het middel is dus gegrond. De uitspraak van het Hof kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen. Zoals de Staatssecretaris in zijn beroepschrift heeft aangegeven, moet het belastbaar bedrag worden verminderd met een bedrag van f 4740 om de daar genoemde reden.

5. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, alsmede de uitspraak van de Inspecteur,

vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f 4.481.160.

Dit arrest is gewezen door de vice-president G.J. Zuurmond als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, D.G. van Vliet, P. Lourens, C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2002.