Home

Hoge Raad, 31-01-2003, AF1305, C01/323HR

Hoge Raad, 31-01-2003, AF1305, C01/323HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
31 januari 2003
Datum publicatie
31 januari 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF1305
Formele relaties
Zaaknummer
C01/323HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Tekst geldig vanaf 08-03-2025 tot 01-01-2026] art. 237

Inhoudsindicatie

-

Uitspraak

31 januari 2003

Eerste Kamer

Nr. C01/323HR

JMH

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

WE NETHERLANDS B.V.,

gevestigd te Utrecht,

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. C.J.J.C. van Nispen,

t e g e n

de vennootschap naar vreemd recht RTL VERONICA/DE HOLLAND MEDIA GROEP S.A.,

gevestigd te Luxemburg,

VERWEERSTER in cassatie,

advocaat: mr. R.S. Meijer.

1. Het geding in feitelijke instanties

Eiseres tot cassatie - verder te noemen: We Netherlands - heeft bij exploit van 7 maart 2001 verweerster in cassatie - verder te noemen: HMG - in kort geding gedagvaard voor de President van de Rechtbank te Utrecht en gevorderd bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, HMG te bevelen met onmiddellijke ingang na betekening van het te dezen te wijzen vonnis ieder gebruik van het teken ME, of enig ander met de in het lichaam van deze dagvaarding onder 1 genoemde merken van We Netherlands overeenstemmend teken, te staken en gestaakt te houden, zulks op straffe van een onmiddellijk opeisbare en niet voor matiging vatbare dwangsom van ƒ 25.000,-- per keer of per (gedeelte van een) dag - zulks ter keuze van We Netherlands - dat HMG geheel of gedeeltelijk in strijd handelt met dit gebod.

HMG heeft de vordering bestreden.

De President heeft bij vonnis van 23 maart 2001 de vordering toegewezen zij het met bepaling dat de dwangsom vatbaar is voor matiging, voorzover de handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, dit mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.

Tegen dit vonnis heeft HMG hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam. We Netherlands heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld.

Bij arrest van 27 september 2001 heeft het Hof in het principaal en in het incidenteel appel het vonnis waarvan beroep vernietigd en opnieuw rechtdoende de vorderingen van We Netherlands afgewezen.

Het arrest van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het Hof heeft We Netherlands beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

HMG heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.

De advocaat van WE Netherlands en de advocaat van HMG hebben, ieder bij brief van 28 november 2002, op die conclusie gereageerd.

3. Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt We Netherlands in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van HMG begroot op € 301,85 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren A.E.M. van der Putt-Lauwers, J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink en A.G. Pos, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer O. de Savornin Lohman op 31 januari 2003.