Home

Hoge Raad, 14-11-2003, AF6572, 38399

Hoge Raad, 14-11-2003, AF6572, 38399

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
14 november 2003
Datum publicatie
14 november 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF6572
Formele relaties
Zaaknummer
38399

Inhoudsindicatie

Nr. 38.399 14 november 2003 AB gewezen op het beroep in cassatie van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem te Doetinchem tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 mei 2002, nr. 01/01411, betreffende na te melden ten aanzien van X te Z gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ). 1. Beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof...

Uitspraak

Nr. 38.399

14 november 2003

AB

gewezen op het beroep in cassatie van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem te Doetinchem tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 15 mei 2002, nr. 01/01411, betreffende na te melden ten aanzien van X te Z gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).

1. Beschikkingen, bezwaar en geding voor het Hof

Ten aanzien van belanghebbende is bij twee in één geschrift vervatte beschikkingen de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Z (hierna: het pand) voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op ƒ 855.080.

Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar van de gemeente Doetinchem (hierna: de ambtenaar) bij uitspraak de waarde nader vastgesteld op ƒ 800.380.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de ambtenaar vernietigd en de waarde nader vastgesteld op ƒ 750.000 (€ 340.335). De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem hebben tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld heeft op 21 februari 2003 geconcludeerd tot vernietiging van 's Hofs uitspraak en tot verwijzing van de zaak naar een ander gerechtshof.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat in het licht van de door belanghebbende overgelegde taxatierapporten de ambtenaar er onvoldoende in is geslaagd de door hem verdedigde waarde van het pand aannemelijk te maken. Het heeft daartoe overwogen dat het in de omstandigheden dat de door belanghebbende overgelegde rapporten zijn opgemaakt ten behoeve van een financiering en dat bij die rapporten geen gegevens van vergelijkbare objecten zijn gevoegd, onvoldoende aanleiding ziet aan het in die rapporten neergelegde waardeoordeel van de makelaars B en C minder gewicht toe te kennen dan aan het waardeoordeel van A, dat is neergelegd in het door de ambtenaar in het geding gebrachte rapport. Het Hof heeft vervolgens de waarde van het pand in goede justitie vastgesteld op ƒ 750.000.

3.2. De klachten betogen in de eerste plaats dat het Hof artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ heeft geschonden door gelijk gewicht toe te kennen aan de door belanghebbende overgelegde taxatierapporten en aan het door de ambtenaar overgelegde taxatierapport, ondanks de omstandigheden dat de door belanghebbende overgelegde taxatierapporten een ander doel hebben dan taxaties in het kader van de Wet WOZ, en dat die taxatierapporten geen verkoopcijfers van vergelijkbare objecten bevatten.

Dit betoog faalt, omdat uit het samenstel van de beide genoemde omstandigheden geenszins noodzakelijkerwijs volgt dat de waardes die B, onderscheidenlijk C hebben bepaald, niet stroken met de in artikel 17, lid 2, van de Wet WOZ neergelegde maatstaf.

3.3. De klachten betogen voorts dat in het licht van vorenbedoelde omstandigheden zonder nadere motivering onbegrijpelijk is hoe het Hof tot het oordeel is kunnen komen dat er onvoldoende aanleiding is om minder gewicht toe te kennen aan het waardeoordeel van C en B dan aan dat van A.

Dit oordeel berust op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen, en het is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. De klachten falen derhalve ook voor het overige.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, A.R. Leemreis en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2003.