Home

Hoge Raad, 21-03-2003, AF6630, 37971

Hoge Raad, 21-03-2003, AF6630, 37971

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
21 maart 2003
Datum publicatie
7 mei 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AF6630
Zaaknummer
37971

Inhoudsindicatie

Nr. 37.971 21 maart 2003 RB gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 27 december 2001, nr. 99/01014, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. 1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof...

Uitspraak

Nr. 37.971

21 maart 2003

RB

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 27 december 2001, nr. 99/01014, betreffende na te melden naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting.

1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het motorrijtuig met het kenteken AA-00-AA een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting opgelegd, berekend over het tijdvak 24 november 1996 tot en met 8 oktober 1997 ten bedrage van ƒ 992 aan enkelvoudige belasting, met een verhoging van 100 percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag geen kwijtschelding heeft verleend. De naheffingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij gezamenlijke uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij enkele klachten aangevoerd.

De Staatssecretaris heeft bij verweerschrift zich gerefereerd aan het oordeel van de Hoge Raad.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

Belanghebbende klaagt in cassatie onder andere over het feit dat hij de oproeping voor de zitting van het Hof van 12 juni 2001 te Arnhem nimmer heeft ontvangen. In 's Hofs uitspraak is onder 2.3 vermeld dat blijkens de retourkaart de brief aan belanghebbende houdende de oproeping ter zitting te verschijnen in ontvangst is genomen door ene B, met als bedrijfsnaam C. Nu uit de uitspraak en de stukken van het geding niet blijkt dat zulks is geschied op het adres van belanghebbende, had het Hof in zijn uitspraak uitdrukkelijk blijk moeten geven van zijn oordeel omtrent de vraag of belanghebbende behoorlijk was opgeroepen, en dat oordeel moeten motiveren, hetgeen het Hof niet heeft gedaan. 's Hofs uitspraak kan daarom niet in stand blijven. De overige klachten behoeven geen behandeling. Verwijzing moet volgen voor een hernieuwd onderzoek van de zaak in volle omvang.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht, wat het geding in cassatie betreft, geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor een hernieuwd onderzoek van de zaak in volle omvang en

gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 72.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2003.