Home

Hoge Raad, 08-08-2003, AI0923, 37888

Hoge Raad, 08-08-2003, AI0923, 37888

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
8 augustus 2003
Datum publicatie
11 augustus 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AI0923
Formele relaties
Zaaknummer
37888

Inhoudsindicatie

Nr. 37.888 8 augustus 2003 wv gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 december 2001, nr. 98/00089, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof...

Uitspraak

Nr. 37.888

8 augustus 2003

wv

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 december 2001, nr. 98/00089, betreffende na te melden aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1995 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 40.610, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft de uitspraak vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 38.960. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Het Hof heeft vastgesteld dat partijen ter zitting van 25 februari 2000 tot overeenstemming zijn gekomen in die zin dat belanghebbende ter zake van vervoerskosten recht heeft op een aftrek van ƒ 1000 en dat belanghebbende ter zake van extra uitgaven voor kleding en beddengoed recht heeft op een aftrek van ƒ 650, zodat die posten niet meer in geschil zijn. Voorts heeft het Hof vastgesteld dat belanghebbende ter zitting van 25 februari 2000 haar overige grieven heeft ingetrokken, met uitzondering van haar grief inzake de post thuiszorg en de grief inzake de post aanschaf bril.

De vaststelling van hetgeen ter zitting is voorgevallen, is voorbehouden aan het Hof. 's Hofs vaststelling is niet onbegrijpelijk. Zij kan mitsdien in cassatie niet met vrucht worden bestreden.

3.2. Met betrekking tot de vraag of belanghebbende kosten in verband met thuiszorg en de aanschaf van een bril in aftrek mag brengen, heeft het Hof geoordeeld dat belanghebbende onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het bij de overschrijving van ƒ 7500 gaat om een overschrijving naar een rekeningnummer van de Thuiszorg S, en dat belanghebbende met het overleggen van een kassabon ten bedrage van ƒ 1495 niet aannemelijk heeft gemaakt dat het de aanschaf van een bril betreft, zodat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij de gestelde uitgaven heeft gedaan. Deze oordelen van het Hof berusten op de aan het Hof voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen. De daartegen gerichte klachten falen derhalve.

3.3. De klacht dat belanghebbende recht zou hebben op een hogere proceskostenvergoeding dan door het Hof is toegekend, faalt evenzeer.

Het Hof heeft in overeenstemming met het bepaalde in artikel 2, lid 1, letter c, van het Besluit proceskosten fiscale procedures in samenhang met het bepaalde in artikel 6, lid 1, onder III, van het Besluit tarieven in strafzaken het bedrag van de reiskosten gesteld op de reiskosten per openbaar middel van vervoer, laagste klasse. Volgens laatstvermelde bepaling wordt een taxi niet aangemerkt als een openbaar middel van vervoer. Taxikosten komen derhalve niet voor vergoeding in aanmerking. Kopieerkosten komen ingevolge het bepaalde in artikel 1 van het Besluit proceskosten fiscale procedures ook niet voor vergoeding in aanmerking.

3.4. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en J.C. van Oven, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2003.