Home

Hoge Raad, 12-09-2003, AK3456, 38655

Hoge Raad, 12-09-2003, AK3456, 38655

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 september 2003
Datum publicatie
12 september 2003
ECLI
ECLI:NL:HR:2003:AK3456
Zaaknummer
38655

Inhoudsindicatie

Nr. 38.655 12 september 2003 EC gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 6 september 2002, nr. BK-01/00126, betreffende na te melden aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof ...

Uitspraak

Nr. 38.655

12 september 2003

EC

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 6 september 2002, nr. BK-01/00126, betreffende na te melden aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen opgelegd naar een premie-inkomen van ƒ 90.139, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is verminderd tot een aanslag naar een premie-inkomen van ƒ 41.485.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep

gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbend heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klacht

3.1. Het Hof heeft geoordeeld dat in geval twee ondernemers samen één huishouding vormen, bij hun verhuizing de forfaitaire verhuiskostenaftrek bedoeld in artikel 8b, lid 2, aanhef en letter a, sub 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet), niet in zijn geheel toekomt aan elk van de ondernemers.

3.2. De klacht die van een andere opvatting uitgaat, faalt.

Indien twee ondernemers gezamenlijk kosten maken, zal door hen in totaal niet meer dan het totaal van deze kosten ten laste van de winst worden gebracht. In de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel waarbij artikel 8b van de Wet is ingevoerd, is dit artikel als volgt toegelicht:

"De kosten en lasten ter zake van een verhuizing van de ondernemer worden, afgezien van transportkosten van de inboedel, in het tweede lid, onderdeel a, onder 1e, gemaximeerd op ƒ 12.000. De woorden "ten hoogste" geven aan dat eerst duidelijk moet zijn of, en zo ja, in hoeverre, van ter zake van een verhuizing aftrekbare kosten sprake is. Is eenmaal vastgesteld dat het dergelijke kosten betreft, dan zijn deze tot het plafond van ƒ 12.000 aftrekbaar" (Kamerstukken II 1988/89, 20 874, nr. 3. blz. 13).

Blijkens deze toelichting, die in de verdere behandeling van het wetsvoorstel niet is weersproken, was het de bedoeling van de wetgever de omvang van de bij een verhuizing in aanmerking te nemen kosten te beperken en wel tot maximaal de kosten van de overbrenging van de inboedel vermeerderd met f 12.000. Daarom is in een geval als het onderhavige, waarin twee - tot één huishouding behorende - ondernemers gezamenlijk verhuizen, de door hen in totaal in aanmerking te nemen aftrek tot vermeld maximum beperkt. De uitspraak van het Hof is mitsdien juist.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2003.