Home

Hoge Raad, 09-01-2004, AO1506, 39175

Hoge Raad, 09-01-2004, AO1506, 39175

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
9 januari 2004
Datum publicatie
9 januari 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AO1506
Zaaknummer
39175

Inhoudsindicatie

Nr. 39.175 9 januari 2004 whk gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 december 2002, nr. 00/90053 DK, betreffende na te melden beschikking houdende indeling in het douanetarief. 1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof...

Uitspraak

Nr. 39.175

9 januari 2004

whk

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 30 december 2002, nr. 00/90053 DK, betreffende na te melden beschikking houdende indeling in het douanetarief.

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Belanghebbende is in kennis gesteld van een bij beschikking van 4 mei 1999 vastgestelde indeling in het douanetarief. Die beschikking is, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Het Hof heeft vastgesteld dat de litigieuze hazelnoten een warmtebehandeling hebben ondergaan waardoor het vlies wegbrandt, en waarbij de noten tevens vocht verliezen. Daarvan uitgaande heeft het Hof belanghebbendes stelling verworpen dat alleen al deze behandeling indeling onder post 0802 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN) uitsluit, aangezien de tekst van die post alsmede de Toelichting van de Internationale Douaneraad daarop geen onderscheid maakt naar de wijze waarop het drogen en pellen van de noten gebeurt. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat, gelet op de samenhang tussen de posten 0802 en 2008 van de GN, hazelnoten pas voor indeling in post 2008 in aanmerking komen, indien kan worden vastgesteld dat de behandeling of de bereiding van de goederen niet is beperkt gebleven tot het pellen of drogen van hazelnoten. In dit geval is het naar 's Hofs oordeel noodzakelijk dat aan de hand van de eigenschappen en de kenmerken van de goederen kan worden vastgesteld, dat de goederen een verdergaande behandeling - in dit geval branden of roosteren - hebben ondergaan dan alleen pellen of het doen verliezen van vocht. Het Hof heeft vervolgens geoordeeld dat aan de hand van eerdergenoemde criteria niet kan worden vastgesteld dat de onderhavige hazelnoten een verdergaande behandeling hebben ondergaan dan een warmtebehandeling die was gericht op het verwijderen van het vliesje van de noot en enig verlies van vocht en dat de Inspecteur de onderhavige hazelnoten terecht heeft ingedeeld onder post 0802 van de GN.

3.2. Het middel herhaalt de door belanghebbende reeds voor het Hof ingenomen stelling dat de omstandigheid dat de hazelnoten een warmtebehandeling hebben ondergaan die tot gevolg heeft gehad dat vochtverlies is opgetreden, betekent dat de hazelnoten zijn verduurzaamd en dat deze derhalve niet kunnen worden ingedeeld onder post 0802, maar moeten worden ingedeeld onder post 2008 van de GN.

Het middel faalt, aangezien 's Hofs oordeel dat de onderhavige hazelnoten moeten worden ingedeeld onder post 0802 en niet onder post 2008 van de GN niet blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en voor het overige als verweven met waarderingen van feitelijke aard in cassatie niet op zijn juistheid kan worden getoetst.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2004.