Home

Hoge Raad, 06-02-2004, AO3166, 38999

Hoge Raad, 06-02-2004, AO3166, 38999

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
6 februari 2004
Datum publicatie
6 februari 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AO3166
Zaaknummer
38999
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 242

Inhoudsindicatie

Nr. 38.999 6 februari 2004 wv gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 11 november 2002, nr. 00/01642, betreffende na te melden verminderingsbeschikking. 1. Aanslagen, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof...

Uitspraak

Nr. 38.999

6 februari 2004

wv

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 11 november 2002, nr. 00/01642, betreffende na te melden verminderingsbeschikking.

1. Aanslagen, beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende zijn voor het jaar 1999 aanslagen in de afvalstoffenheffing en het rioolrecht van de gemeente Hellendoorn opgelegd. Bij beschikking van 28 september 1999 zijn deze aanslagen verminderd, welke beschikking, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente Hellendoorn is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hellendoorn heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van het middel

3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

Belanghebbende is in de loop van 1999 verhuisd van Q naar R. De huur van zijn woning in Q liep tot 6 augustus 1999. De gemeente Hellendoorn heeft bij - kennelijk op de voet van artikel 242 van de Gemeentewet gegeven - beschikking de aanslagen in de afvalstoffenheffing en het rioolrecht van de gemeente Hellendoorn, die aanvankelijk waren opgelegd voor het hele kalenderjaar, naar tijdsgelang verminderd in dier voege dat ontheffing is verleend over de maanden september tot en met december. Voor het Hof was in geschil of belanghebbende ook voor de maand augustus 1999 recht heeft op ontheffing.

3.2. Het Hof heeft, na te hebben overwogen dat voor het bestaan van belastingplicht te dezen bepalend is of iemand naar de omstandigheden beoordeeld feitelijk gebruik maakt van een perceel (artikel 4 van de Verordening reinigingsrechten 1999) c.q. naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom gebruikt (artikel 1 van de Verordening rioolrecht 1999), geoordeeld dat de huur van belanghebbendes woning in Q liep tot 6 augustus 1999, dat op deze datum belanghebbendes belastingplicht met betrekking tot de afvalstoffenheffing en het rioolrecht eindigde, dat daaraan niet afdoet dat belanghebbende, naar hij stelt, al een week eerder naar R is verhuisd, en dat gezien de tekst van de verordeningen de ambtenaar bevoegd was ook over de maand augustus de belastingen aan belanghebbende in rekening te brengen. Tegen deze oordelen richt zich het middel.

3.3. Het middel slaagt. De enkele omstandigheid dat de woning na 31 juli 1999 nog enkele dagen krachtens huur aan belanghebbende ter beschikking stond, is niet voldoende om te kunnen spreken van (feitelijk) gebruik van de woning (vgl. HR 5 september 1979, nr. 19432, BNB 1979/270). Het Hof, dat zijn oordeel uitsluitend heeft gegrond op de omstandigheid dat de huur van de woning liep tot 6 augustus 1999, is mitsdien uitgegaan van een onjuiste rechtsopvatting, zodat de uitspraak niet in stand kan blijven. Verwijzing moet volgen.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van het geding voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.

5. Beslissing

De Hoge Raad:

verklaart het beroep gegrond,

vernietigt de uitspraak van het Hof,

verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest, en

gelast dat de gemeente Hellendoorn aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 82.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer L. Monné als voorzitter, en de raadsheren J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 6 februari 2004.