Home

Hoge Raad, 25-06-2004, AP4382, 39888

Hoge Raad, 25-06-2004, AP4382, 39888

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
25 juni 2004
Datum publicatie
25 juni 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AP4382
Formele relaties
Zaaknummer
39888
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8, Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13

Inhoudsindicatie

Waarde balansgarantie, deelnemingsvrijstelling

Uitspraak

Nr. 39.888

25 juni 2004

RvS

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 mei 2003, nr. 02/03409, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag en bezwaar

Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 7.094.929, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

2. Loop van het geding tot dusverre

Belanghebbende is tegen de uitspraak van de Inspecteur in beroep gekomen bij het Gerechtshof te Arnhem. De uitspraak van dit hof van 3 april 2001 is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2002, nr. 37136, BNB 2003/61, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

3. Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

4. Beoordeling van de middelen

4.1. Bij de beoordeling van de middelen moet het volgende worden vooropgesteld. Uit het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2002, nr. 37136, BNB 2003/61, volgt dat de vordering die een koper uit hoofde van een balansgarantie heeft op een verkoper moet worden gewaardeerd met inachtneming van de feiten en omstandigheden ten tijde van de verwerving van de deelneming. Die waarde zal gelijk zijn aan het uiteindelijk betaalde bedrag, tenzij door ontwikkelingen na de verwerving van de deelneming, bijvoorbeeld ten gevolge van een gewijzigde solvabiliteit van de verkoper, de vordering in waarde is veranderd. Een verandering in de waarde van de vordering behoort tot de belastbare winst.

4.2. De middelen falen voorzover zij uitgaan van een andere rechtsregel dan die vermeld in 4.1. De middelen falen ook voor het overige. Het Hof heeft geoordeeld dat de waarde van de vordering uit hoofde van de balansgarantie ten tijde van de verwerving van de deelneming gesteld moet worden op f 393.786, het uiteindelijk door koper ontvangen bedrag. Dit oordeel berust op de aan het Hof voorbehouden waardering van bewijsmiddelen en is voorts niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Het Hof is er kennelijk van uitgegaan dat belanghebbende onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die zich eerst na de verwerving van de deelneming hebben voorgedaan en die aannemelijk maken dat de vordering nadien in waarde is gedaald.

5. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 juni 2004.