Home

Hoge Raad, 12-11-2004, AP4460, C03/151HR

Hoge Raad, 12-11-2004, AP4460, C03/151HR

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
12 november 2004
Datum publicatie
12 november 2004
Annotator
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AP4460
Formele relaties
Zaaknummer
C03/151HR
Relevante informatie
Wet op de rechterlijke organisatie [Tekst geldig vanaf 01-07-2023] art. 81

Inhoudsindicatie

12 november 2004 Eerste Kamer Nr. C03/151HR RM/AT Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats], EISERES tot cassatie, advocaat: mr. E. van Staden ten Brink, t e g e n [Verweerder], wonende te [woonplaats], VERWEERDER in cassatie, advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens. 1. Het geding in feitelijke instanties...

Uitspraak

12 november 2004

Eerste Kamer

Nr. C03/151HR

RM/AT

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

[Eiseres],

gevestigd te [vestigingsplaats],

EISERES tot cassatie,

advocaat: mr. E. van Staden ten Brink,

t e g e n

[Verweerder],

wonende te [woonplaats],

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.

1. Het geding in feitelijke instanties

Verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - heeft bij exploot van 21 december 2001 eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - in kort geding gedagvaard voor de president van de rechtbank te Utrecht. Na wijziging van eis heeft [verweerder] gevorderd [eiseres] te bevelen hem voor de toekomst toe te staan:

a. zijn pontje aan te leggen en af te meren in de daarvoor thans beschikbare ligplaats, zoals dat tot op heden gebruikelijk is;

b. zich vanaf voormelde ligplaats over het perceel van [eiseres] te begeven naar de openbare weg, zoals dat tot op heden gebruikelijk is;

c. zijn auto te parkeren op de parkeerplaats van [eiseres], zoals dat tot op heden gebruikelijk is;

een en ander op verbeurte van een dwangsom. Hiernaast heeft [verweerder] gevorderd, voor zover het voorgaande niet wordt toegewezen, [eiseres] te bevelen - op straffe van een dwangsom - te bewerkstelligen dat alle scheepvaart door het trekgat tussen de percelen van partijen binnen de daarvoor bestemde vaargeul blijft.

[Eiseres] heeft de vordering bestreden.

De president heeft bij vonnis van 17 januari 2002 de primaire vorderingen sub a en b toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen.

Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.

Bij arrest van 20 februari 2003 heeft het hof het vonnis van de president bekrachtigd.

Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2. Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.

De conclusie van de Advocaat-Generaal D.W.F. Verkade strekt tot verwerping van het beroep.

3. Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Beslissing

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 316,34 aan verschotten en € 1.365,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de vice-president P. Neleman als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 12 november 2004.