Home

Hoge Raad, 13-08-2004, AQ6896, 38616

Hoge Raad, 13-08-2004, AQ6896, 38616

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
13 augustus 2004
Datum publicatie
16 augustus 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AQ6896
Zaaknummer
38616
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:75

Inhoudsindicatie

Het Hof was niet gehouden eigener beweging te onderzoeken of toepassing gegeven kan worden aan artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht en lid 3 van artikel 2 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uitspraak

Nr. 38.616

13 augustus 2004

whk

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 31 juli 2002, nr. 01/00535, betreffende na te melden verzoek om een veroordeling in de proceskosten.

1. Geding voor het Hof

Bij de intrekking van het beroep betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting voor de periode 7 juli 2000 tot en met 6 oktober 2000 is het verzoek gedaan om de Inspecteur te veroordelen in de kosten van het geding voor het Hof.

Het Hof heeft de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 80,50, en heeft de Staat der Nederlanden aangewezen als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. J.M.H. Römkens, advocaat te Maastricht.

3. Beoordeling van de middelen

Het Hof heeft de proceskostenvergoeding berekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, lid 1, van het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Hof heeft derhalve kennelijk geoordeeld dat zich geen bijzondere omstandigheden voordoen die nopen tot een afwijking van die bepaling op grond van het bepaalde in artikel 2, lid 3, van voormeld Besluit. De daartegen gerichte motiveringsklacht faalt, aangezien uit 's Hofs uitspraak en de stukken van het geding niet blijkt dat belanghebbende zich in verband met de vergoeding van proceskosten voor het Hof op bijzondere omstandigheden heeft beroepen en 's Hofs oordeel niet onbegrijpelijk is. De overige klachten, die ervan uitgaan dat de Inspecteur jegens belanghebbende een onrechtmatige daad heeft gepleegd welke hem kan worden toegerekend, falen eveneens, reeds omdat in dit geding niet is komen vast staan dat de Inspecteur een zodanige onrechtmatige daad heeft gepleegd en het door belanghebbende voor het Hof aangevoerde het Hof niet noopte hieromtrent een oordeel te geven.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de kosten van het geding in cassatie.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2004.