Home

Hoge Raad, 01-10-2004, AR3092, 38080

Hoge Raad, 01-10-2004, AR3092, 38080

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
1 oktober 2004
Datum publicatie
1 oktober 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AR3092
Formele relaties
Zaaknummer
38080
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 28a, Waterschapswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 123

Inhoudsindicatie

Cassatieberoep ingesteld namens heffingsambtenaar, niet namens dagelijks bestuur. Niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Nr. 38.080

1 oktober 2004

RS

gewezen op het beroep in cassatie van de productmanager Belastingadministratie van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden (hierna: de heffingsambtenaar) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 januari 2002, nr. BK-00/03034, betreffende na te melden aan X te Z opgelegde aanslag in de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren van het Zuiveringsschap Hollandse Eilanden en Waarden (hierna: het Zuiveringsschap) opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de heffingsambtenaar is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, en de aanslag verminderd tot een aanslag, berekend naar een vervuilingswaarde van 3 vervuilingseenheden. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

De heffingsambtenaar heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal Th. Groeneveld heeft op 30 december 2003 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het beroep in cassatie.

3. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het cassatieberoep

3.1. Het beroep in cassatie is namens het Zuiveringsschap ingesteld door mr. W.L. Bos, advocaat en procureur bij het Zuiveringsschap. Bij brief van 4 september 2003 heeft de griffier van de Hoge Raad aan mr. Bos verzocht te verduidelijken namens welk orgaan van het Zuiveringsschap hij het cassatieberoep heeft ingesteld. Mr. Bos heeft daarop bij brief van 26 september 2003 geantwoord dat hij het cassatieberoep heeft ingesteld namens de heffingsambtenaar.

3.2. Het moet er derhalve voor worden gehouden dat de heffingsambtenaar beroep in cassatie heeft ingesteld. Ingevolge artikel 28a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 123, lid 3, aanhef en letter a, van de Waterschapswet is echter het dagelijks bestuur van het Zuiveringsschap bij uitsluiting bevoegd tot het instellen van beroep in cassatie. De Hoge Raad zal daarom het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaren (vgl. HR 7 juni 2002, nr. 36445, BNB 2002/279).

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.G. Pos als voorzitter, en de raadsheren L. Monné en C.J.J. van Maanen, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2004.