Home

Hoge Raad, 01-10-2004, AR3103, 39848

Hoge Raad, 01-10-2004, AR3103, 39848

Gegevens

Inhoudsindicatie

Ontvankelijkheid beroep in cassatie.

Uitspraak

Nr. 39.848

1 oktober 2004

RvS

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 18 juni 2003, nr. 783/02, betreffende de te zijnen aanzien genomen beschikking als bedoeld in artikel 20i, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964.

1. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De termijn voor het instellen van beroep in cassatie vangt op grond van artikel 6:8, lid 1, in verbinding met artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Als zodanige wijze van bekendmaking heeft te gelden de toezending door de griffier van het gerechtshof van een afschrift van de uitspraak aan partijen ingevolge artikel 8:79, lid 1, van de Awb (vgl. HR 16 juni 1999, nr. 33848, BNB 1999/287). Die toezending heeft in het onderhavige geval plaatsgevonden op 25 juni 2003. De termijn voor het instellen van beroep in cassatie is derhalve aangevangen op 26 juni 2003 en geëindigd met 6 augustus 2003. Het beroepschrift in cassatie is op 7 augustus 2003 - dus na het verstrijken van die termijn - per aangetekende post aan het Hof verzonden. Blijkens een door de Griffier van het Hof op het beroepschrift in cassatie gestelde aantekening is dit op diezelfde dag ter griffie van het Hof binnengekomen.

De Griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij brief van 21 juni 2004 in de gelegenheid gesteld de redenen voor de termijnoverschrijding mee te delen. Hetgeen belanghebbende in zijn brief van 16 juli 2004 aanvoert is onvoldoende voor het oordeel dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest.

Gelet op het hiervoor overwogene moet het beroep in cassatie niet-ontvankelijk worden verklaard.

2. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2004.

Het door belanghebbende als griffierecht betaalde bedrag van € 87 wordt door de Griffier van de Hoge Raad aan belanghebbende teruggegeven.