Hoge Raad, 22-10-2004, AR4370, 39893
Hoge Raad, 22-10-2004, AR4370, 39893
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 22 oktober 2004
- Datum publicatie
- 22 oktober 2004
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2004:AR4370
- Zaaknummer
- 39893
Inhoudsindicatie
AWB 8:69 Compromis ter zitting heeft onbegrijpelijk gevolg voor dictum.
Uitspraak
Nr. 39.893
22 oktober 2004
whk
gewezen op de bij één geschrift aanhangig gemaakte beroepen in cassatie van X te Z tegen de uitspraken van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 23 juni 2003, nrs. 00/03329 en 00/03327, betreffende na te melden aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslagen, bezwaren en geding voor het Hof
Aan belanghebbende zijn voor de jaren 1995 en 1996 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 25.199 onderscheidenlijk ƒ 19.746, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft de beroepen ongegrond verklaard. De uitspraken van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraken beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
3. Beoordeling van de klachten
Uit het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van het Hof blijkt dat tussen partijen ter zitting overeenstemming is bereikt over een afwikkeling van de zaken conform de door de Inspecteur gedane toezeggingen, zoals weergegeven in 's Hofs uitspraken in het onderdeel "De gronden voor de beslissing". Het Hof heeft hieruit, naar het ter zitting kenbaar maakte, de conclusie getrokken, dat dit betekent dat belanghebbende ter zitting heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond dient te worden verklaard. Deze vaststelling, die ook in elk van de uitspraken is neergelegd, is echter onbegrijpelijk in het licht van de in de uitspraken weergegeven toezeggingen van de Inspecteur, nu deze immers de mogelijkheid inhouden dat de aanslag voor het jaar 1995 of die voor het jaar 1996 zal worden verminderd. De klachten slagen in zoverre. 's Hofs uitspraken kunnen niet in stand blijven en verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten. Door het verwijzingshof zal worden beoordeeld of aan belanghebbende voor de kosten van de gedingen voor het Hof een vergoeding dient te worden toegekend.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de beroepen gegrond,
vernietigt de uitspraken van het Hof,
verwijst de gedingen naar het Gerechtshof te Amsterdam ter verdere behandeling en beslissing van de zaken met inachtneming van dit arrest, en
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van de beroepen in cassatie verschuldigd geworden griffierecht ten bedrage van € 87.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 oktober 2004.