Home

Hoge Raad, 17-12-2004, AR7753, 40101

Hoge Raad, 17-12-2004, AR7753, 40101

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
17 december 2004
Datum publicatie
17 december 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AR7753
Zaaknummer
40101

Inhoudsindicatie

Gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

Nr. 40.101

17 december 2004

WM

gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 13 augustus 2003, nr. BK-02/01594, betreffende na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 39.968.

Vervolgens is hem over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 42.083, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak vernietigd, en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een inkomen van ƒ 44.781, vóór toepassing van de fiscale oudedagsreserve en verrekening van verliezen, hetgeen, nu - naar in cassatie niet in geschil is - er geen sprake is van compensatie van fiscale verliezen en de dotatie aan de fiscale oudedagsreserve ƒ 2747 bedraagt, neerkomt op een belastbaar inkomen van ƒ 42.034. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de klachten

3.1. Belanghebbende heeft zich in zijn pleitnota voor het Hof beroepen op het gelijkheidsbeginsel en daarbij gesteld dat enerzijds de verbouwingskosten en de investeringsaftrek bij de overige firmanten door de Inspecteur bewust en weloverwogen zijn geaccepteerd en anderzijds dat ook de inspectie Q die kosten/investeringsaftrek in een ander soortgelijk geval heeft geaccepteerd. De derde klacht voert terecht aan dat het Hof deze stelling ten onrechte niet heeft behandeld. Tot cassatie kan dit echter niet leiden, aangezien - hetgeen tussen partijen niet in geschil is - slechts belanghebbende eigenaar is van de woning waartoe de onderhavige verbouwde garage behoort, en belanghebbende derhalve niet in dezelfde positie verkeert als de overige vennoten, terwijl met betrekking tot het beroep op toepassing van het gelijkheidsbeginsel met betrekking tot het door de inspecteur te Q behandelde geval heeft te gelden dat de handelwijze van deze inspecteur niet aan de in de onderhavige zaak bevoegde Inspecteur kan worden toegerekend en belanghebbende niet heeft gesteld dat deze handelwijze was gebaseerd op een landelijk beleid.

3.2. De overige klachten kunnen evenmin tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu die klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2004.