Home

Hoge Raad, 24-12-2004, ECLI:NL:HR:2004:BI9005 AR8186, 40759

Hoge Raad, 24-12-2004, ECLI:NL:HR:2004:BI9005 AR8186, 40759

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
24 december 2004
Datum publicatie
24 december 2004
ECLI
ECLI:NL:HR:2004:AR8186
Zaaknummer
40759

Inhoudsindicatie

Nr. 40759 24 december 2004 PV gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 maart 2004, nr. BK-02/04671, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting. 1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof...

Uitspraak

Nr. 40759

24 december 2004

PV

gewezen op het beroep in cassatie van X B.V. te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 30 maart 2004, nr. BK-02/04671, betreffende na te melden aanslag in de vennootschapsbelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

Aan belanghebbende is voor het jaar 1998 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van ƒ 5.570.772, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

2. Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3. Beoordeling van de middelen 's Hofs oordeel, inhoudende dat belanghebbende op 31 december 1998 geen voornemen had tot vervanging van het door haar vervreemde bedrijfspand, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en kan, als verweven met waarderingen van feitelijke aard, voor het overige in cassatie niet op juistheid worden getoetst. Het is ook niet onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Hiervan uitgaande is het belanghebbende noch op grond van artikel 14 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, noch op grond van de ruilarresten, toegestaan het door haar bij vervreemding van het bedrijfspand behaalde voordeel niet tot de winst van het onderhavige jaar te rekenen. De middelen falen derhalve.

4. Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.

Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 24 december 2004.