Hoge Raad, 11-11-2005, AT5487, 40056
Hoge Raad, 11-11-2005, AT5487, 40056
Gegevens
- Instantie
- Hoge Raad
- Datum uitspraak
- 11 november 2005
- Datum publicatie
- 11 november 2005
- ECLI
- ECLI:NL:HR:2005:AT5487
- Formele relaties
- Conclusie: ECLI:NL:PHR:2005:AT5487
- In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2003:AF9069
- Zaaknummer
- 40056
Inhoudsindicatie
Artikel 16, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Niet doorzenden kopie verkoopakte door Inspecteur R&S is geen aan Inspecteur IB toe te rekenen verzuim.
Uitspraak
Nr. 40.056
11 november 2005
EC
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 mei 2003, nr. P01/2878, betreffende de na te melden navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Navorderingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof
Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 109.884. Vervolgens is hem over dat jaar een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 781.884, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal R.E.C.M. Niessen heeft op 5 april 2005 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
3. Beoordeling van de klachten
3.1. Het beroepschrift bevat twee klachten. De eerste klacht houdt in dat het Hof geen oordeel heeft gegeven over de vraag of de Inspecteur zich op het moment dat hij de (primitieve) aanslag oplegde, redelijkerwijs bewust had kunnen zijn van het feit dat hem nadien aanleiding gaf tot het opleggen van de navorderingsaanslag.
3.2. Deze klacht mist feitelijke grondslag; in de overwegingen 5.6 en 5.7 van het Hof ligt het oordeel besloten dat het Hof de vorenbedoelde vraag ontkennend heeft beantwoord. De klacht faalt derhalve.
3.3. De tweede klacht bestrijdt 's Hofs oordeel dat, indien de eenheid van de belastingdienst te S een verzuim heeft begaan door na te laten om aan de eenheid van de Inspecteur (de eenheid van de belastingdienst te P) een kopie toe te zenden van een akte die in S werd geregistreerd, dat verzuim niet kan worden toegerekend aan de Inspecteur. De klacht faalt op de grond vermeld in de onderdelen 6.2 en 5.25 van de conclusie van de Advocaat-Generaal.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot, P. Lourens, C.B. Bavinck en J.W. van den Berge, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2005.